Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. molesteren:


Dutch

Detailed Translations for molesteren from Dutch to French

molesteren:

molesteren verb (molesteer, molesteert, molesteerde, molesteerden, gemolesteerd)

  1. molesteren
    abimer
  2. molesteren (mishandelen; pijnigen)
    maltraiter; molester; malmener; rudoyer
    • maltraiter verb (maltraite, maltraites, maltraitons, maltraitez, )
    • molester verb (moleste, molestes, molestons, molestez, )
    • malmener verb (malmène, malmènes, malmenons, malmenez, )
    • rudoyer verb (rudoie, rudoies, rudoyons, rudoyez, )

Conjugations for molesteren:

o.t.t.
  1. molesteer
  2. molesteert
  3. molesteert
  4. molesteren
  5. molesteren
  6. molesteren
o.v.t.
  1. molesteerde
  2. molesteerde
  3. molesteerde
  4. molesteerden
  5. molesteerden
  6. molesteerden
v.t.t.
  1. heb gemolesteerd
  2. hebt gemolesteerd
  3. heeft gemolesteerd
  4. hebben gemolesteerd
  5. hebben gemolesteerd
  6. hebben gemolesteerd
v.v.t.
  1. had gemolesteerd
  2. had gemolesteerd
  3. had gemolesteerd
  4. hadden gemolesteerd
  5. hadden gemolesteerd
  6. hadden gemolesteerd
o.t.t.t.
  1. zal molesteren
  2. zult molesteren
  3. zal molesteren
  4. zullen molesteren
  5. zullen molesteren
  6. zullen molesteren
o.v.t.t.
  1. zou molesteren
  2. zou molesteren
  3. zou molesteren
  4. zouden molesteren
  5. zouden molesteren
  6. zouden molesteren
en verder
  1. ben gemolesteerd
  2. bent gemolesteerd
  3. is gemolesteerd
  4. zijn gemolesteerd
  5. zijn gemolesteerd
  6. zijn gemolesteerd
diversen
  1. molesteer!
  2. molesteert!
  3. gemolesteerd
  4. molesterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for molesteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abimer molesteren
malmener mishandelen; molesteren; pijnigen
maltraiter mishandelen; molesteren; pijnigen afranselen; brutaliseren; bruuskeren; iemand toetakelen; koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren
molester mishandelen; molesteren; pijnigen
rudoyer mishandelen; molesteren; pijnigen afbekken; afblaffen; afsnauwen; brutaliseren; bruuskeren; koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; snauwen; tarten; tergen; toebijten; toesnauwen; treiteren