Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. overspoelen:


Dutch

Detailed Translations for overspoelen from Dutch to French

overspoelen:

overspoelen verb (overspoel, overspoelt, overspoelde, overspoelden, overspoeld)

  1. overspoelen
    déborder; inonder; noyer
    • déborder verb (déborde, débordes, débordons, débordez, )
    • inonder verb (inonde, inondes, inondons, inondez, )
    • noyer verb (noie, noies, noyons, noyez, )

Conjugations for overspoelen:

o.t.t.
  1. overspoel
  2. overspoelt
  3. overspoelt
  4. overspoelen
  5. overspoelen
  6. overspoelen
o.v.t.
  1. overspoelde
  2. overspoelde
  3. overspoelde
  4. overspoelden
  5. overspoelden
  6. overspoelden
v.t.t.
  1. ben overspoeld
  2. bent overspoeld
  3. is overspoeld
  4. zijn overspoeld
  5. zijn overspoeld
  6. zijn overspoeld
v.v.t.
  1. was overspoeld
  2. was overspoeld
  3. was overspoeld
  4. waren overspoeld
  5. waren overspoeld
  6. waren overspoeld
o.t.t.t.
  1. zal overspoelen
  2. zult overspoelen
  3. zal overspoelen
  4. zullen overspoelen
  5. zullen overspoelen
  6. zullen overspoelen
o.v.t.t.
  1. zou overspoelen
  2. zou overspoelen
  3. zou overspoelen
  4. zouden overspoelen
  5. zouden overspoelen
  6. zouden overspoelen
diversen
  1. overspoel!
  2. overspoelt!
  3. overspoeld
  4. overspoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overspoelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
noyer notenboom
VerbRelated TranslationsOther Translations
déborder overspoelen overkoken; overstromen; stromende over de rand komen; van boord gaan
inonder overspoelen onder water zetten; onderlopen; overstromen; stromende onder water zetten; stromende over de rand komen; verdrinken; verzuipen
noyer overspoelen inlaten; onder water zetten; overstromen; stromende onder water zetten; verdrinken; verzuipen