Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. programma uitzenden:


Dutch

Detailed Translations for programma uitzenden from Dutch to French

programma uitzenden:

programma uitzenden verb

  1. programma uitzenden (omroepen)
    émettre; diffuser; radiodiffuser
    • émettre verb (émets, émet, émettons, émettez, )
    • diffuser verb (diffuse, diffuses, diffusons, diffusez, )
    • radiodiffuser verb (radiodiffuse, radiodiffuses, radiodiffusons, radiodiffusez, )

Translation Matrix for programma uitzenden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
diffuser omroepen; programma uitzenden emitteren; heersen; heersen van griep; rondstralen; rondstrooien; uitstralen; uitwaaieren; uitzaaien; uitzenden; uitzwermen; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verspreiden van ziekte; verstrooien; waaieren; zenden; zich verspreiden
radiodiffuser omroepen; programma uitzenden rondstralen; uitstralen; uitzenden; zenden
émettre omroepen; programma uitzenden doen toekomen; emitteren; iem. iets sturen; openbaren; opsturen; overmaken; posten; publiceren; rondstralen; toezenden; uitbrengen; uitstralen; uitzenden; versturen; zenden

Related Translations for programma uitzenden