Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. ronddolen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ronddolen from Dutch to French

ronddolen:

ronddolen verb (dool rond, doolt rond, doolde rond, doolden rond, rondgedoold)

  1. ronddolen (rondzwerven)
    errer; vagabonder
    • errer verb (erre, erres, errons, errez, )
    • vagabonder verb (vagabonde, vagabondes, vagabondons, vagabondez, )

Conjugations for ronddolen:

o.t.t.
  1. dool rond
  2. doolt rond
  3. doolt rond
  4. dolen rond
  5. dolen rond
  6. dolen rond
o.v.t.
  1. doolde rond
  2. doolde rond
  3. doolde rond
  4. doolden rond
  5. doolden rond
  6. doolden rond
v.t.t.
  1. heb rondgedoold
  2. hebt rondgedoold
  3. heeft rondgedoold
  4. hebben rondgedoold
  5. hebben rondgedoold
  6. hebben rondgedoold
v.v.t.
  1. had rondgedoold
  2. had rondgedoold
  3. had rondgedoold
  4. hadden rondgedoold
  5. hadden rondgedoold
  6. hadden rondgedoold
o.t.t.t.
  1. zal ronddolen
  2. zult ronddolen
  3. zal ronddolen
  4. zullen ronddolen
  5. zullen ronddolen
  6. zullen ronddolen
o.v.t.t.
  1. zou ronddolen
  2. zou ronddolen
  3. zou ronddolen
  4. zouden ronddolen
  5. zouden ronddolen
  6. zouden ronddolen
diversen
  1. dool rond!
  2. doolt rond!
  3. rondgedoold
  4. ronddolend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ronddolen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
errer ronddolen; rondzwerven aan de zwerf zijn; dolen; dwalen; omzwerven; reizen; ronddwalen; rondlopen; rondreizen; rondwaren; rondzwalken; rondzwerven; spoken; trekken; verdwaald zijn; waren; zwerven
vagabonder ronddolen; rondzwerven aan de zwerf zijn; dolen; omzwerven; reizen; ronddwalen; rondlopen; rondreizen; rondwaren; rondzwalken; rondzwerven; trekken; verdwaald zijn; waren; zwerven

Wiktionary Translations for ronddolen: