Dutch

Detailed Translations for verslaan from Dutch to French

verslaan:

verslaan verb (versla, verslaat, versloeg, versloegen, verslagen)

  1. verslaan (overwinnen; winnen; te boven komen)
    vaincre; triompher; gagner; remporter une victoire
    • vaincre verb (vaincs, vainc, vainquons, vainquez, )
    • triompher verb (triomphe, triomphes, triomphons, triomphez, )
    • gagner verb (gagne, gagnes, gagnons, gagnez, )

Conjugations for verslaan:

o.t.t.
  1. versla
  2. verslaat
  3. verslaat
  4. verslaan
  5. verslaan
  6. verslaan
o.v.t.
  1. versloeg
  2. versloeg
  3. versloeg
  4. versloegen
  5. versloegen
  6. versloegen
v.t.t.
  1. heb verslagen
  2. hebt verslagen
  3. heeft verslagen
  4. hebben verslagen
  5. hebben verslagen
  6. hebben verslagen
v.v.t.
  1. had verslagen
  2. had verslagen
  3. had verslagen
  4. hadden verslagen
  5. hadden verslagen
  6. hadden verslagen
o.t.t.t.
  1. zal verslaan
  2. zult verslaan
  3. zal verslaan
  4. zullen verslaan
  5. zullen verslaan
  6. zullen verslaan
o.v.t.t.
  1. zou verslaan
  2. zou verslaan
  3. zou verslaan
  4. zouden verslaan
  5. zouden verslaan
  6. zouden verslaan
diversen
  1. versla!
  2. verslaat!
  3. verslagen
  4. verslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verslaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
gagner overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen behalen; bekruipen; besparen; binnenbrengen; binnenhalen; de overwinning behalen; eigen maken; geld besparen; gewinnen; halen; het gevoel krijgen; iets bemachtigen; kopen; matigen; minder gebruiken; overmannen; overmeesteren; overweldigen; pakken; te pakken krijgen; verdienen; verkrijgen; verwerven; winnen; zegevieren; zich meester maken van
remporter une victoire overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen de overwinning behalen; winnen; zegevieren
triompher overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen de overwinning behalen; jubelen; juichen; triomferen; winnen; zegepralen; zegevieren
vaincre overwinnen; te boven komen; verslaan; winnen de overwinning behalen; overmannen; overmeesteren; overweldigen; winnen; zegevieren; zich meester maken van

Wiktionary Translations for verslaan:

verslaan
verb
  1. een definitieve overwinning boeken op een tegenstander
verslaan
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. ramener au calme, à un état paisible.
  3. apporter une chose, la remettre au lieu où elle était.
  4. monter au-dessus.
  5. remporter la victoire sur ses ennemis, dans la guerre.

Cross Translation:
FromToVia
verslaan battre; vaincre beat — to win against
verslaan battre; surpasser; vaincre; défaire; dominer; aplatir; écraser; enfoncer best — to beat
verslaan vaincre; défaire defeat — to overcome in battle or contest
verslaan relater; rapporter narrate — to give an account