Dutch

Detailed Translations for voor elkaar krijgen from Dutch to French

voor elkaar krijgen:

voor elkaar krijgen verb

  1. voor elkaar krijgen (klaarspelen; fiksen; flikken)
    réussir; arranger; savoir s'y prendre
    • réussir verb (réussis, réussit, réussissons, réussissez, )
    • arranger verb (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, )
  2. voor elkaar krijgen (bewerkstelligen; klaarspelen; bedingen; fixen; lappen)
    réussir; arriver à; parvenir à; parvenir; accomplir; effectuer; réaliser; exécuter; arriver
    • réussir verb (réussis, réussit, réussissons, réussissez, )
    • arriver à verb
    • parvenir verb (parviens, parvient, parvenons, parvenez, )
    • accomplir verb (accomplis, accomplit, accomplissons, accomplissez, )
    • effectuer verb (effectue, effectues, effectuons, effectuez, )
    • réaliser verb (réalise, réalises, réalisons, réalisez, )
    • exécuter verb (exécute, exécutes, exécutons, exécutez, )
    • arriver verb (arrive, arrives, arrivons, arrivez, )
  3. voor elkaar krijgen (klaarspelen; fiksen)
    réussir; parvenir; réussir à faire; achever; réussir à achever; finir
    • réussir verb (réussis, réussit, réussissons, réussissez, )
    • parvenir verb (parviens, parvient, parvenons, parvenez, )
    • achever verb (achève, achèves, achevons, achevez, )
    • finir verb (finis, finit, finissons, finissez, )
  4. voor elkaar krijgen (tot stand brengen)
    créer; réaliser; faire
    • créer verb (crée, crées, créons, créez, )
    • réaliser verb (réalise, réalises, réalisons, réalisez, )
    • faire verb (fais, fait, faisons, faites, )

Translation Matrix for voor elkaar krijgen:

NounRelated TranslationsOther Translations
arriver plaatsvinden
VerbRelated TranslationsOther Translations
accomplir bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen afkrijgen; afleggen; afmaken; afronden; afwerken; bewerkstelligen; beëindigen; completeren; doen; een einde maken aan; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; meters maken; realiseren; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; verwerkelijken; verwezenlijken; volbrengen; volmaken; voltooien; voltrekken; waarmaken; zich voltrekken
achever fiksen; klaarspelen; voor elkaar krijgen aankomen; afdoen; afkrijgen; afmaken; afronden; afslijten door erop te zitten; afsluiten; afwerken; afzitten; betalen; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; finishen; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; ophouden; perfectioneren; regelen; stoppen; ten einde dragen; ten einde schrijven; ten einde spelen; uitdragen; uitdrinken; vereffenen; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; voldoen; voldragen; volledig maken; volmaken; voltooien
arranger fiksen; flikken; klaarspelen; voor elkaar krijgen afspreken; arrangeren; bedisselen; bijleggen; coördineren; effenen; egaliseren; fatsoeneren; goedmaken; groeperen; herstellen; iets op touw zetten; in goede staat brengen; in orde brengen; in orde maken; indelen; inrichten; installeren; instrumenteren; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; ordenen; orkestreren; rangeren; rangordenen; rangschikken; regelen; renoveren; ruzie afsluiten; schiften; schikken; sorteren; systematiseren; uitzoeken; vereffenen; vlijen
arriver bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen aankomen; aflopen; arriveren; bekruipen; belanden; eindigen; finishen; gebeuren; geraken; geschieden; het gevoel krijgen; in aantocht zijn; opdagen; opduiken; opkomen; overkomen; overmannen; overmeesteren; overwaaien; overweldigen; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; snel komen; terechtkomen; vergaan; verlopen; verschijnen; verstrijken; vervallen; verzeilen; voorbijgaan; voorbijtrekken; voordoen; voorvallen; zich aandienen; zich meester maken van; zich voordoen
arriver à bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen aflopen; bolwerken; ertoe komen; komen tot; raken; reiken; terechtkomen; treffen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
créer tot stand brengen; voor elkaar krijgen arrangeren; fabriceren; formeren; iets op touw zetten; in het leven roepen; maken; produceren; regelen; scheppen; trekken; vervaardigen; voortbrengen
effectuer bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; arbeiden; bewerkstelligen; beëindigen; completeren; controleren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; nagaan; nakijken; realiseren; totstandbrengen; verwerkelijken; verwezenlijken; volbrengen; volmaken; voltooien; voltrekken; werken; zich voltrekken
exécuter bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; arbeiden; beëindigen; completeren; doen; doodschieten; doodvonnis uitvoeren; een einde maken aan; executeren; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; koudmaken; liquideren; om het leven brengen; ombrengen; plegen; ter dood brengen; terechtstellen; uit de weg ruimen; uitrichten; uitvoeren; vermoorden; verrichten; volbrengen; volmaken; voltooien; voltrekken; volvoeren; werken; zich voltrekken
faire tot stand brengen; voor elkaar krijgen aandoen; aanrichten; aanstichten; aanvangen; afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beginnen; beoefenen; berokkenen; beëindigen; completeren; doen; een einde maken aan; handelen; in het leven roepen; klaarkrijgen; klaarmaken; maken; plegen; praktiseren; scheppen; sport uitoefenen; starten; uitoefenen; uitrichten; uitvoeren; van start gaan; veroorzaken; verrichten; volbrengen; volmaken; voltooien
finir fiksen; klaarspelen; voor elkaar krijgen afdoen; afkrijgen; aflopen; aflopen met; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; eten; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegeten; leeghalen; leegmaken; legen; opdrinken; opeten; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; opvreten; perfectioneren; regelen; stoppen; ten einde lopen; uitdrinken; uitkrijgen; uitraken; uitspelen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien; voorbijgaan; vreten
parvenir bedingen; bewerkstelligen; fiksen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen aflopen; eindigen; ejaculeren; klaarkomen; slagen; succes hebben; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voltooien; voorbijgaan
parvenir à bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen aflopen; behalen; vergaan; verkrijgen; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; winnen
réaliser bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; tot stand brengen; voor elkaar krijgen arbeiden; begrijpen; behalen; bewerkstelligen; doen; handelen; iets bemachtigen; in het leven roepen; inzien; maken; met het verstand vatten; realiseren; regisseren; scheppen; snappen; te pakken krijgen; ten gelde maken; tot stand komen; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verkrijgen; verrichten; verwerkelijken; verwezenlijken; werken; winnen; zich voltrekken
réussir bedingen; bewerkstelligen; fiksen; fixen; flikken; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen aflopen; bloeien; floreren; goed gaan; goed lopen; het goed maken; slagen; slagen voor; succes hebben; tot hoogconjunctuur komen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
réussir à achever fiksen; klaarspelen; voor elkaar krijgen afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien
réussir à faire fiksen; klaarspelen; voor elkaar krijgen
savoir s'y prendre fiksen; flikken; klaarspelen; voor elkaar krijgen

Wiktionary Translations for voor elkaar krijgen:


Cross Translation:
FromToVia
voor elkaar krijgen envoyer nail — accomplish something completely and successfully

Related Translations for voor elkaar krijgen