Dutch

Detailed Synonyms for achterhouden in Dutch

achterhouden:

achterhouden verb (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)

  1. achterhouden
    verbergen; achterhouden; verhullen; verduisteren; verstoppen; versluieren; verheimelijken; bemantelen
    • verbergen verb (verberg, verbergt, verborg, verborgen, verborgen)
    • achterhouden verb (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • verhullen verb (verhul, verhult, verhulde, verhulden, verhuld)
    • verduisteren verb (verduister, verduistert, verduisterde, verduisterden, verduisterd)
    • verstoppen verb (verstop, verstopt, verstopte, verstopten, verstopt)
    • versluieren verb (versluier, versluiert, versluierde, versluierden, versluierd)
    • verheimelijken verb (verheimelijk, verheimelijkt, verheimelijkte, verheimelijkten, verheimelijkt)
    • bemantelen verb (bemantel, bemantelt, bemantelde, bemantelden, bemanteld)
  2. achterhouden
    verbergen; achterhouden; verstoppen; verduisteren; verheimelijken; wegstoppen
    • verbergen verb (verberg, verbergt, verborg, verborgen, verborgen)
    • achterhouden verb (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • verstoppen verb (verstop, verstopt, verstopte, verstopten, verstopt)
    • verduisteren verb (verduister, verduistert, verduisterde, verduisterden, verduisterd)
    • verheimelijken verb (verheimelijk, verheimelijkt, verheimelijkte, verheimelijkten, verheimelijkt)
    • wegstoppen verb (stop weg, stopt weg, stopte weg, stopten weg, weggestopt)
  3. achterhouden
    houden; achterhouden; geen afstand doen van; inhouden
    • houden verb (houd, houdt, hield, hielden, gehouden)
    • achterhouden verb (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • inhouden verb (houd in, houdt in, hield in, hielden in, ingehouden)
  4. achterhouden
    reserveren; behouden; opzijleggen; achterhouden; terughouden
    • reserveren verb (reserveer, reserveert, reserveerde, reserveerden, gereserveerd)
    • behouden verb (behoud, behoudt, behield, behielden, behouden)
    • opzijleggen verb (leg opzij, legt opzij, legde opzij, legden opzij, opzij gelegd)
    • achterhouden verb (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • terughouden verb (houd terug, houdt terug, hield terug, hielden terug, teruggehouden)
  5. achterhouden
    verzwijgen; achterhouden; verhelen
    • verzwijgen verb (verzwijg, verzwijgt, verzweeg, verzwegen, verzwegen)
    • achterhouden verb (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • verhelen verb (verheel, verheelt, verheelde, verheelden, verheeld)
  6. achterhouden
    stelen; pikken; verduisteren; wegpikken; jatten; ontvreemden; verdonkeremanen; vervreemden; inpikken; wegkapen; gappen; achterhouden; achteroverdrukken; wegfutselen
    • stelen verb (steel, steelt, stal, stalen, gestolen)
    • pikken verb (pik, pikt, pikte, pikten, gepikt)
    • verduisteren verb (verduister, verduistert, verduisterde, verduisterden, verduisterd)
    • wegpikken verb (pik weg, pikt weg, pikte weg, pikten weg, weggepikt)
    • jatten verb (jat, jatte, jatten, gejat)
    • ontvreemden verb (ontvreemd, ontvreemdt, ontvreemdde, ontvreemdden, ontvreemd)
    • verdonkeremanen verb (verdonkeremaan, verdonkeremaant, verdonkeremaande, verdonkeremaanden, verdonkeremaand)
    • vervreemden verb (vervreemd, vervreemdt, vervreemdde, vervreemdden, vervreemd)
    • inpikken verb (pik in, pikt in, pikte in, pikten in, ingepikt)
    • wegkapen verb (kaap weg, kaapt weg, kaapte weg, kaapten weg, weggekaapt)
    • gappen verb (gap, gapt, gapte, gapten, gegapt)
    • achterhouden verb (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • achteroverdrukken verb (druk achterover, drukt achterover, drukte achterover, drukten achterover, achterovergedrukt)

Conjugations for achterhouden:

o.t.t.
  1. houd achter
  2. houdt achter
  3. houdt achter
  4. houden achter
  5. houden achter
  6. houden achter
o.v.t.
  1. hield achter
  2. hield achter
  3. hield achter
  4. hielden achter
  5. hielden achter
  6. hielden achter
v.t.t.
  1. heb achtergehouden
  2. hebt achtergehouden
  3. heeft achtergehouden
  4. hebben achtergehouden
  5. hebben achtergehouden
  6. hebben achtergehouden
v.v.t.
  1. had achtergehouden
  2. had achtergehouden
  3. had achtergehouden
  4. hadden achtergehouden
  5. hadden achtergehouden
  6. hadden achtergehouden
o.t.t.t.
  1. zal achterhouden
  2. zult achterhouden
  3. zal achterhouden
  4. zullen achterhouden
  5. zullen achterhouden
  6. zullen achterhouden
o.v.t.t.
  1. zou achterhouden
  2. zou achterhouden
  3. zou achterhouden
  4. zouden achterhouden
  5. zouden achterhouden
  6. zouden achterhouden
diversen
  1. houd achter!
  2. houdt achter!
  3. achtergehouden
  4. achterhoudende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze