Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. chicaneren:


Dutch

Detailed Synonyms for chicaneren in Dutch

chicaneren:

chicaneren verb (chicaneer, chicaneert, chicaneerde, chicaneerden, gechicaneerd)

  1. chicaneren
    chicaneren; kleinzielig gedragen
    • chicaneren verb (chicaneer, chicaneert, chicaneerde, chicaneerden, gechicaneerd)
    • kleinzielig gedragen verb (gedraag kleinzielig, gedraagt kleinzielig, gedroeg kleinzielig, gedroegen kleinzielig, kleinzielig gedragen)

Conjugations for chicaneren:

o.t.t.
  1. chicaneer
  2. chicaneert
  3. chicaneert
  4. chicaneren
  5. chicaneren
  6. chicaneren
o.v.t.
  1. chicaneerde
  2. chicaneerde
  3. chicaneerde
  4. chicaneerden
  5. chicaneerden
  6. chicaneerden
v.t.t.
  1. heb gechicaneerd
  2. hebt gechicaneerd
  3. heeft gechicaneerd
  4. hebben gechicaneerd
  5. hebben gechicaneerd
  6. hebben gechicaneerd
v.v.t.
  1. had gechicaneerd
  2. had gechicaneerd
  3. had gechicaneerd
  4. hadden gechicaneerd
  5. hadden gechicaneerd
  6. hadden gechicaneerd
o.t.t.t.
  1. zal chicaneren
  2. zult chicaneren
  3. zal chicaneren
  4. zullen chicaneren
  5. zullen chicaneren
  6. zullen chicaneren
o.v.t.t.
  1. zou chicaneren
  2. zou chicaneren
  3. zou chicaneren
  4. zouden chicaneren
  5. zouden chicaneren
  6. zouden chicaneren
diversen
  1. chicaneer!
  2. chicaneert!
  3. gechicaneerd
  4. chicanerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze