Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. kennen:


Dutch

Detailed Synonyms for kennen in Dutch

kennen:

kennen verb (ken, kent, kende, kenden, gekend)

  1. kennen
    kennen
    • kennen verb (ken, kent, kende, kenden, gekend)
  2. kennen
    – weten omdat je het geleerd hebt 1
    kennen
    – weten omdat je het geleerd hebt 1
    • kennen verb (ken, kent, kende, kenden, gekend)
      • ik ken alle steden van Nederland uit mijn hoofd1
  3. kennen
    – ervan op de hoogte zijn 1
    weten; kennen
    – ervan op de hoogte zijn 1
    • weten verb (weet, wist, wisten, geweten)
      • weet jij waar Istanboel ligt?1
    • kennen verb (ken, kent, kende, kenden, gekend)
      • ik ken de burgemeester persoonlijk1

Conjugations for kennen:

o.t.t.
  1. ken
  2. kent
  3. kent
  4. kennen
  5. kennen
  6. kennen
o.v.t.
  1. kende
  2. kende
  3. kende
  4. kenden
  5. kenden
  6. kenden
v.t.t.
  1. heb gekend
  2. hebt gekend
  3. heeft gekend
  4. hebben gekend
  5. hebben gekend
  6. hebben gekend
v.v.t.
  1. had gekend
  2. had gekend
  3. had gekend
  4. hadden gekend
  5. hadden gekend
  6. hadden gekend
o.t.t.t.
  1. zal kennen
  2. zult kennen
  3. zal kennen
  4. zullen kennen
  5. zullen kennen
  6. zullen kennen
o.v.t.t.
  1. zou kennen
  2. zou kennen
  3. zou kennen
  4. zouden kennen
  5. zouden kennen
  6. zouden kennen
en verder
  1. is gekend
diversen
  1. ken!
  2. kent!
  3. gekend
  4. kennend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Alternate Synonyms for "kennen":


Related Definitions for "kennen":

  1. weten omdat je het geleerd hebt1
    • ik ken alle steden van Nederland uit mijn hoofd1
  2. ervan op de hoogte zijn1
    • ik ken de burgemeester persoonlijk1

Related Synonyms for kennen