Dutch

Detailed Synonyms for les in Dutch

les:

les [de ~] noun

  1. de les
    de les; het lesuur
  2. de les
    het onderwijs; de les; de instructie; de lering; onderrichting; het onderricht
  3. de les
    de cursus; het onderwijs; de les; onderrichting; het onderricht
  4. de les
    – keer dat iemand je iets leert 1
    de les
    – keer dat iemand je iets leert 1
    • les [de ~] noun
      • in deze les gaan we leren rekenen1
  5. de les
    – wat je leert of moet leren 1
    de les
    – wat je leert of moet leren 1
    • les [de ~] noun
      • ken jij die les over de lidwoorden al?1

Related Words for "les":


Related Definitions for "les":

  1. keer dat iemand je iets leert1
    • in deze les gaan we leren rekenen1
  2. wat je leert of moet leren1
    • ken jij die les over de lidwoorden al?1

les form of lessen:

lessen verb (les, lest, leste, lesten, gelest)

  1. lessen
    stillen; lessen
    • stillen verb (stil, stilt, stilde, stilden, gestild)
    • lessen verb (les, lest, leste, lesten, gelest)
  2. lessen
    laven; lenigen; tegoed doen; lessen
    • laven verb (laaf, laaft, laafde, laafden, gelaafd)
    • lenigen verb (lenig, lenigt, lenigde, lenigden, gelenigd)
    • tegoed doen verb (doe tegoed, doet tegoed, deed tegoed, deden tegoed, tegoed gedaan)
    • lessen verb (les, lest, leste, lesten, gelest)

Conjugations for lessen:

o.t.t.
  1. les
  2. lest
  3. lest
  4. lessen
  5. lessen
  6. lessen
o.v.t.
  1. leste
  2. leste
  3. leste
  4. lesten
  5. lesten
  6. lesten
v.t.t.
  1. heb gelest
  2. hebt gelest
  3. heeft gelest
  4. hebben gelest
  5. hebben gelest
  6. hebben gelest
v.v.t.
  1. had gelest
  2. had gelest
  3. had gelest
  4. hadden gelest
  5. hadden gelest
  6. hadden gelest
o.t.t.t.
  1. zal lessen
  2. zult lessen
  3. zal lessen
  4. zullen lessen
  5. zullen lessen
  6. zullen lessen
o.v.t.t.
  1. zou lessen
  2. zou lessen
  3. zou lessen
  4. zouden lessen
  5. zouden lessen
  6. zouden lessen
en verder
  1. is gelest
diversen
  1. les!
  2. lest!
  3. gelest
  4. lessend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "lessen":


Related Synonyms for les