Dutch

Detailed Synonyms for net in Dutch

net:

net [de ~ (m)] noun

  1. de net
    het netwerk; de net
  2. de net
    het televisiekanaal; de net

net adj

  1. net
    pas; juist; daarnet; net; zojuist; zonet
  2. net
  3. net
    precies; juist; krek; net
  4. net
  5. net
    schoon; kuis; rein; net

net [het ~] noun

  1. het net
    – nog maar korte tijd (geleden) 1
    het pas; het net; nauwelijks; laatst; onlangs; zojuist
    – nog maar korte tijd (geleden) 1
    • pas [het ~] noun
      • zij zijn pas getrouwd1
    • net [het ~] noun
      • hij is net in dienst bij die baas1
    • nauwelijks adv
      • ik was nauwelijks thuis toen de bel ging1
    • laatst adj
      • laatst kwam ik Willem tegen1
    • onlangs adv
      • ik heb hem onlangs nog gesproken1
    • zojuist adv
      • we hebben zojuist een auto gekocht1
  2. het net
    – zonder afwijkingen naar boven of beneden 1
    precies; het net; exact; nauw
    – zonder afwijkingen naar boven of beneden 1
    • precies adj
      • deze plank is precies twee meter1
    • net [het ~] noun
      • ik eet net zoveel als jij1
    • exact adj
      • het is nu exact tien uur1
    • nauw adj
      • hij neemt het niet zo nauw1
  3. het net
    – aantal wegen of kanalen die elkaar kruisen 1
    het net
    – aantal wegen of kanalen die elkaar kruisen 1
    • net [het ~] noun
      • er loopt een net van wegen door de polder1
  4. het net
    – schoon en verzorgd 1
    het net
    – schoon en verzorgd 1
    • net [het ~] noun
      • Joop is een nette jongen1
  5. het net
    – televisiezender 1
    het net
    – televisiezender 1
    • net [het ~] noun
      • op het eerste net is een mooie film1
  6. het net
    – van garen geknoopt voorwerp met gaten 1
    het net
    – van garen geknoopt voorwerp met gaten 1
    • net [het ~] noun
      • hij gebruikt een net om te vissen1

Related Words for "net":


Alternate Synonyms for "net":


Antonyms for "net":


Related Definitions for "net":

  1. nog maar korte tijd (geleden)1
    • hij is net in dienst bij die baas1
  2. zonder afwijkingen naar boven of beneden1
    • ik eet net zoveel als jij1
  3. aantal wegen of kanalen die elkaar kruisen1
    • er loopt een net van wegen door de polder1
  4. schoon en verzorgd1
    • Joop is een nette jongen1
  5. televisiezender1
    • op het eerste net is een mooie film1
  6. van garen geknoopt voorwerp met gaten1
    • hij gebruikt een net om te vissen1

Related Synonyms for net