Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. paraferen:


Dutch

Detailed Synonyms for paraferen in Dutch

paraferen:

paraferen verb (parafeer, parafeert, parafeerde, parafeerden, geparafeerd)

  1. paraferen
    paraferen
    • paraferen verb (parafeer, parafeert, parafeerde, parafeerden, geparafeerd)

Conjugations for paraferen:

o.t.t.
  1. parafeer
  2. parafeert
  3. parafeert
  4. paraferen
  5. paraferen
  6. paraferen
o.v.t.
  1. parafeerde
  2. parafeerde
  3. parafeerde
  4. parafeerden
  5. parafeerden
  6. parafeerden
v.t.t.
  1. heb geparafeerd
  2. hebt geparafeerd
  3. heeft geparafeerd
  4. hebben geparafeerd
  5. hebben geparafeerd
  6. hebben geparafeerd
v.v.t.
  1. had geparafeerd
  2. had geparafeerd
  3. had geparafeerd
  4. hadden geparafeerd
  5. hadden geparafeerd
  6. hadden geparafeerd
o.t.t.t.
  1. zal paraferen
  2. zult paraferen
  3. zal paraferen
  4. zullen paraferen
  5. zullen paraferen
  6. zullen paraferen
o.v.t.t.
  1. zou paraferen
  2. zou paraferen
  3. zou paraferen
  4. zouden paraferen
  5. zouden paraferen
  6. zouden paraferen
en verder
  1. is geparafeerd
  2. zijn geparafeerd
diversen
  1. parafeer!
  2. parafeert!
  3. geparafeerd
  4. paraferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze