Dutch

Detailed Synonyms for spoeden in Dutch

spoeden:

spoeden verb (spoed, spoedt, spoedde, spoedden, gespoed)

  1. spoeden
    spoeden; snellen
    • spoeden verb (spoed, spoedt, spoedde, spoedden, gespoed)
    • snellen verb (snel, snelt, snelde, snelden, gesneld)
  2. spoeden
    reppen; jachten; jakkeren; spoeden
    • reppen verb
    • jachten verb (jacht, jachtte, jachtten, gejacht)
    • jakkeren verb (jakker, jakkert, jakkerde, jakkerden, gejakkerd)
    • spoeden verb (spoed, spoedt, spoedde, spoedden, gespoed)
  3. spoeden
    zich haasten; opschieten; jagen; snellen; zich spoeden; vliegen; spoeden; jachten; reppen; jakkeren; ijlen
    • opschieten verb (schiet op, schoot op, schoten op, opgeschoten)
    • jagen verb (jaag, jaagt, jaagde, jaagden, gejaagd)
    • snellen verb (snel, snelt, snelde, snelden, gesneld)
    • vliegen verb (vlieg, vliegt, vloog, vlogen, gevlogen)
    • spoeden verb (spoed, spoedt, spoedde, spoedden, gespoed)
    • jachten verb (jacht, jachtte, jachtten, gejacht)
    • reppen verb
    • jakkeren verb (jakker, jakkert, jakkerde, jakkerden, gejakkerd)
    • ijlen verb (ijl, ijlt, ijlde, ijlden, geijld)
  4. spoeden
    haasten; tot spoed aanzetten; spoeden; jachten
  5. spoeden
    haasten; jagen; zich spoeden; aanpoten; overhaasten; voortmaken; haast maken; ijlen; spoeden
    • haasten verb (haast, haastte, haastten, gehaast)
    • jagen verb (jaag, jaagt, jaagde, jaagden, gejaagd)
    • aanpoten verb (poot aan, pootte aan, pootten aan, aangepoot)
    • overhaasten verb (overhaast, overhaastte, overhaastten, overhaast)
    • voortmaken verb (maak voort, maakt voort, maakte voort, maakten voort, voortgemaakt)
    • haast maken verb (maak haast, maakt haast, maakte haast, maakten haast, haast gemaakt)
    • ijlen verb (ijl, ijlt, ijlde, ijlden, geijld)
    • spoeden verb (spoed, spoedt, spoedde, spoedden, gespoed)

Conjugations for spoeden:

o.t.t.
  1. spoed
  2. spoedt
  3. spoedt
  4. spoeden
  5. spoeden
  6. spoeden
o.v.t.
  1. spoedde
  2. spoedde
  3. spoedde
  4. spoedden
  5. spoedden
  6. spoedden
v.t.t.
  1. heb gespoed
  2. hebt gespoed
  3. heeft gespoed
  4. hebben gespoed
  5. hebben gespoed
  6. hebben gespoed
v.v.t.
  1. had gespoed
  2. had gespoed
  3. had gespoed
  4. hadden gespoed
  5. hadden gespoed
  6. hadden gespoed
o.t.t.t.
  1. zal spoeden
  2. zult spoeden
  3. zal spoeden
  4. zullen spoeden
  5. zullen spoeden
  6. zullen spoeden
o.v.t.t.
  1. zou spoeden
  2. zou spoeden
  3. zou spoeden
  4. zouden spoeden
  5. zouden spoeden
  6. zouden spoeden
en verder
  1. ben gespoed
  2. bent gespoed
  3. is gespoed
  4. zijn gespoed
  5. zijn gespoed
  6. zijn gespoed
diversen
  1. spoed!
  2. spoedt!
  3. gespoed
  4. spoedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "spoeden":


spoed:

spoed [de ~ (m)] noun

  1. de spoed
    de snelheid; de vaart; de spoed; het tempo; de gang
  2. de spoed
    de haast; de spoed; ijl; haastigheid; de overijling; gehaastheid

Related Words for "spoed":


Related Synonyms for spoeden