Dutch

Detailed Synonyms for teruggaan in Dutch

teruggaan:

teruggaan verb (ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)

  1. teruggaan
    teruggaan; omkeren; keren
    • teruggaan verb (ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
    • omkeren verb (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
    • keren verb (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
  2. teruggaan
    teruggrijpen; teruggaan; dateren
    • teruggrijpen verb (grijp terug, grijpt terug, greep terug, grepen terug, teruggegrepen)
    • teruggaan verb (ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
    • dateren verb (dateer, dateert, dateerde, dateerden, gedateerd)
  3. teruggaan
    declineren; afnemen; verminderen; minder worden; dalen; vervallen; teruggaan; tanen; minderen
    • declineren verb (declineer, declineert, declineerde, declineerden, gedeclineerd)
    • afnemen verb (neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
    • verminderen verb (verminder, vermindert, verminderde, verminderden, verminderd)
    • minder worden verb (word minder, wordt minder, werd minder, werden minder, minder geworden)
    • dalen verb (daal, daalt, daalde, daalden, gedaald)
    • vervallen verb (verval, vervalt, verviel, vervielen, vervallen)
    • teruggaan verb (ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
    • tanen verb (taan, taant, taande, taanden, getaand)
    • minderen verb (minder, mindert, minderde, minderden, geminderd)
  4. teruggaan
    achteruitgaan; teruggaan; instorten; verteren; bezwijken; verrotten; wegrotten; tenondergaan; vergaan; zinken
    • achteruitgaan verb (ga achteruit, gaat achteruit, ging achteruit, gingen achteruit, achteruitgegaan)
    • teruggaan verb (ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
    • instorten verb (stort in, stortte in, stortten in, ingestort)
    • verteren verb (verteer, verteert, verteerde, verteerden, verteerd)
    • bezwijken verb (bezwijk, bezwijkt, bezweek, bezweken, bezweken)
    • verrotten verb (verrot, verrotte, verrotten, verrot)
    • wegrotten verb (rot weg, rotte weg, rotten weg, weggerot)
    • tenondergaan verb (ga tenonder, gaat tenonder, ging tenonder, gingen tenonder, tenondergegaan)
    • vergaan verb (verga, vergaat, verging, vergingen, vergaan)
    • zinken verb (zink, zinkt, zonk, zonken, gezonken)

Conjugations for teruggaan:

o.t.t.
  1. ga terug
  2. gaat terug
  3. gaat terug
  4. gaan terug
  5. gaan terug
  6. gaan terug
o.v.t.
  1. ging terug
  2. ging terug
  3. ging terug
  4. gingen terug
  5. gingen terug
  6. gingen terug
v.t.t.
  1. ben teruggegaan
  2. bent teruggegaan
  3. is teruggegaan
  4. zijn teruggegaan
  5. zijn teruggegaan
  6. zijn teruggegaan
v.v.t.
  1. was teruggegaan
  2. was teruggegaan
  3. was teruggegaan
  4. waren teruggegaan
  5. waren teruggegaan
  6. waren teruggegaan
o.t.t.t.
  1. zal teruggaan
  2. zult teruggaan
  3. zal teruggaan
  4. zullen teruggaan
  5. zullen teruggaan
  6. zullen teruggaan
o.v.t.t.
  1. zou teruggaan
  2. zou teruggaan
  3. zou teruggaan
  4. zouden teruggaan
  5. zouden teruggaan
  6. zouden teruggaan
diversen
  1. ga terug!
  2. gat terug!
  3. teruggegaan
  4. teruggaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze