Dutch

Detailed Synonyms for verbannen in Dutch

verbannen:

verbannen verb (verban, verbant, verbande, verbanden, verband)

  1. verbannen
    verbannen; verdrijven; uitbannen; bannen; uitzetten; uitstoten; uitwijzen; verjagen; bezweren; wegjagen
    • verbannen verb (verban, verbant, verbande, verbanden, verband)
    • verdrijven verb (verdrijf, verdrijft, verdreef, verdreven, verdreven)
    • uitbannen verb (ban uit, bant uit, bande uit, banden uit, uitgebannen)
    • bannen verb (ban, bant, bande, banden, geband)
    • uitzetten verb (zet uit, zette uit, zetten uit, uitgezet)
    • uitstoten verb (stoot uit, stootte uit, uitgestoten)
    • uitwijzen verb (wijs uit, wijst uit, wees uit, wezen uit, uitgewezen)
    • verjagen verb (verjaag, verjaagt, verjaagde, verjaagden, verjaagd)
    • bezweren verb (bezweer, bezweert, bezweerde, bezweerden, bezweerd)
    • wegjagen verb (jaag weg, jaagt weg, joeg weg, joegen weg, weggejaagd)

Conjugations for verbannen:

o.t.t.
  1. verban
  2. verbant
  3. verbant
  4. verbannen
  5. verbannen
  6. verbannen
o.v.t.
  1. verbande
  2. verbande
  3. verbande
  4. verbanden
  5. verbanden
  6. verbanden
v.t.t.
  1. heb verband
  2. hebt verband
  3. heeft verband
  4. hebben verband
  5. hebben verband
  6. hebben verband
v.v.t.
  1. had verband
  2. had verband
  3. had verband
  4. hadden verband
  5. hadden verband
  6. hadden verband
o.t.t.t.
  1. zal verbannen
  2. zult verbannen
  3. zal verbannen
  4. zullen verbannen
  5. zullen verbannen
  6. zullen verbannen
o.v.t.t.
  1. zou verbannen
  2. zou verbannen
  3. zou verbannen
  4. zouden verbannen
  5. zouden verbannen
  6. zouden verbannen
diversen
  1. verban!
  2. verbant!
  3. verband
  4. verbannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze