Summary


Dutch

Detailed Synonyms for zwetsen in Dutch

zwetsen:

zwetsen verb (zwets, zwetst, zwetste, zwetsten, gezwetst)

  1. zwetsen
    lullen; zwammen; zwetsen; kletspraat verkopen; zeveren
    • lullen verb (lul, lult, lulde, lulden, geluld)
    • zwammen verb (zwam, zwamt, zwamde, zwamden, gezwamd)
    • zwetsen verb (zwets, zwetst, zwetste, zwetsten, gezwetst)
    • zeveren verb (zever, zevert, zeverde, zeverden, gezeverd)

Conjugations for zwetsen:

o.t.t.
  1. zwets
  2. zwetst
  3. zwetst
  4. zwetsen
  5. zwetsen
  6. zwetsen
o.v.t.
  1. zwetste
  2. zwetste
  3. zwetste
  4. zwetsten
  5. zwetsten
  6. zwetsten
v.t.t.
  1. heb gezwetst
  2. hebt gezwetst
  3. heeft gezwetst
  4. hebben gezwetst
  5. hebben gezwetst
  6. hebben gezwetst
v.v.t.
  1. had gezwetst
  2. had gezwetst
  3. had gezwetst
  4. hadden gezwetst
  5. hadden gezwetst
  6. hadden gezwetst
o.t.t.t.
  1. zal zwetsen
  2. zult zwetsen
  3. zal zwetsen
  4. zullen zwetsen
  5. zullen zwetsen
  6. zullen zwetsen
o.v.t.t.
  1. zou zwetsen
  2. zou zwetsen
  3. zou zwetsen
  4. zouden zwetsen
  5. zouden zwetsen
  6. zouden zwetsen
diversen
  1. zwets!
  2. zwetst!
  3. gezwetst
  4. zwetsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze