Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. aanwassen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanwassen from Dutch to Swedish

aanwassen:

aanwassen verb (was aan, wast aan, waste aan, wasten aan, aangewassen)

  1. aanwassen (toenemen; groeien; stijgen; )
    tillta; öka
    • tillta verb (tilltar, tilltog, tilltagit)
    • öka verb (ökar, ökade, ökat)
  2. aanwassen (omhoogstijgen; stijgen; rijzen; omhoog rijzen; omhoog komen)
    gå upp; resa sig; komma upp

Conjugations for aanwassen:

o.t.t.
  1. was aan
  2. wast aan
  3. wast aan
  4. wassen aan
  5. wassen aan
  6. wassen aan
o.v.t.
  1. waste aan
  2. waste aan
  3. waste aan
  4. wasten aan
  5. wasten aan
  6. wasten aan
v.t.t.
  1. ben aangewassen
  2. bent aangewassen
  3. is aangewassen
  4. zijn aangewassen
  5. zijn aangewassen
  6. zijn aangewassen
v.v.t.
  1. was aangewassen
  2. was aangewassen
  3. was aangewassen
  4. waren aangewassen
  5. waren aangewassen
  6. waren aangewassen
o.t.t.t.
  1. zal aanwassen
  2. zult aanwassen
  3. zal aanwassen
  4. zullen aanwassen
  5. zullen aanwassen
  6. zullen aanwassen
o.v.t.t.
  1. zou aanwassen
  2. zou aanwassen
  3. zou aanwassen
  4. zouden aanwassen
  5. zouden aanwassen
  6. zouden aanwassen
diversen
  1. was aan!
  2. wast aan!
  3. aangewassen
  4. aanwassende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanwassen [het ~] noun

  1. het aanwassen

Translation Matrix for aanwassen:

NounRelated TranslationsOther Translations
svällande aanwassen
VerbRelated TranslationsOther Translations
gå upp aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen klieven; klimmen; kloven; naar boven gaan; naar boven stappen; omhooggaan; omhoogklimmen; omhooglopen; openhakken; openvliegen; splijten; splitsen; uiteensplijten
komma upp aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen bovenkomen; in het hoofd opkomen; omhoogkomen; opwellen
resa sig aanwassen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogstijgen; rijzen; stijgen gaan staan; hoger maken; in opstand komen; omhoogrijzen; opstaan; rebelleren; rijzen; verhogen
tillta aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aangroeien; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen
öka aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; omhooggaan; opzetten; stijgen; toenemen; vermeerderen aangroeien; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; escaleren; gaan staan; omdoen; omhoogkomen; opstaan; toevoegen; uit de hand lopen; verheffen; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen

Wiktionary Translations for aanwassen:


Cross Translation:
FromToVia
aanwassen förstora; gro; växa augmenterrendre une quantité plus grande.
aanwassen gro; växa grandir — intransitif|fr devenir plus grand.