Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. neerwerpen:


Dutch

Detailed Translations for neerwerpen from Dutch to Swedish

neerwerpen:

neerwerpen verb (werp neer, werpt neer, wierp neer, wierpen neer, neergeworpen)

  1. neerwerpen (naar beneden werpen; omlaag werpen)
    kasta ner
    • kasta ner verb (kastar ner, kastade ner, kastat ner)

Conjugations for neerwerpen:

o.t.t.
  1. werp neer
  2. werpt neer
  3. werpt neer
  4. werpen neer
  5. werpen neer
  6. werpen neer
o.v.t.
  1. wierp neer
  2. wierp neer
  3. wierp neer
  4. wierpen neer
  5. wierpen neer
  6. wierpen neer
v.t.t.
  1. heb neergeworpen
  2. hebt neergeworpen
  3. heeft neergeworpen
  4. hebben neergeworpen
  5. hebben neergeworpen
  6. hebben neergeworpen
v.v.t.
  1. had neergeworpen
  2. had neergeworpen
  3. had neergeworpen
  4. hadden neergeworpen
  5. hadden neergeworpen
  6. hadden neergeworpen
o.t.t.t.
  1. zal neerwerpen
  2. zult neerwerpen
  3. zal neerwerpen
  4. zullen neerwerpen
  5. zullen neerwerpen
  6. zullen neerwerpen
o.v.t.t.
  1. zou neerwerpen
  2. zou neerwerpen
  3. zou neerwerpen
  4. zouden neerwerpen
  5. zouden neerwerpen
  6. zouden neerwerpen
en verder
  1. ben neergeworpen
  2. bent neergeworpen
  3. is neergeworpen
  4. zijn neergeworpen
  5. zijn neergeworpen
  6. zijn neergeworpen
diversen
  1. werp neer!
  2. werpt neer!
  3. neergeworpen
  4. neerwerpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for neerwerpen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
kasta ner naar beneden werpen; neerwerpen; omlaag werpen eraf gooien; eraf werpen; kwakken; naar beneden gooien; neergooien; neerkwakken; op de grond gooien; smakken