Dutch

Detailed Translations for ontvangen from Dutch to Swedish

ontvangen:

ontvangen verb (ontvang, ontvangt, ontving, ontvingen, ontvangen)

  1. ontvangen (in ontvangst nemen; krijgen; opstrijken)
    erhålla; mottaga
    • erhålla verb (erhåller, erhöll, erhållit)
    • mottaga verb (mottager, mottag, mottagit)
  2. ontvangen (in ontvangst nemen; accepteren; aannemen; aanvaarden)
    acceptera; emotta
    • acceptera verb (accepterar, accepterade, accepterat)
    • emotta verb (emottar, emottog, emottagit)
  3. ontvangen (onthalen; binnenhalen; vergasten)
    välkomna; underhålla
    • välkomna verb (välkomnar, välkomnade, välkomnat)
    • underhålla verb (underhåller, underhöll, underhållit)

Conjugations for ontvangen:

o.t.t.
  1. ontvang
  2. ontvangt
  3. ontvangt
  4. ontvangen
  5. ontvangen
  6. ontvangen
o.v.t.
  1. ontving
  2. ontving
  3. ontving
  4. ontvingen
  5. ontvingen
  6. ontvingen
v.t.t.
  1. heb ontvangen
  2. hebt ontvangen
  3. heeft ontvangen
  4. hebben ontvangen
  5. hebben ontvangen
  6. hebben ontvangen
v.v.t.
  1. had ontvangen
  2. had ontvangen
  3. had ontvangen
  4. hadden ontvangen
  5. hadden ontvangen
  6. hadden ontvangen
o.t.t.t.
  1. zal ontvangen
  2. zult ontvangen
  3. zal ontvangen
  4. zullen ontvangen
  5. zullen ontvangen
  6. zullen ontvangen
o.v.t.t.
  1. zou ontvangen
  2. zou ontvangen
  3. zou ontvangen
  4. zouden ontvangen
  5. zouden ontvangen
  6. zouden ontvangen
en verder
  1. ben ontvangen
  2. bent ontvangen
  3. is ontvangen
  4. zijn ontvangen
  5. zijn ontvangen
  6. zijn ontvangen
diversen
  1. ontvang!
  2. ontvangt!
  3. ontvangen
  4. ontvangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontvangen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
acceptera aannemen; aanvaarden; accepteren; in ontvangst nemen; ontvangen aannemen; aanvaarden; accepteren; billijken; cadeau aannemen; goedkeuren; voor lief nemen; welgevallen; zich laten gevallen
emotta aannemen; aanvaarden; accepteren; in ontvangst nemen; ontvangen
erhålla in ontvangst nemen; krijgen; ontvangen; opstrijken gewinnen; lenen; ontlenen; verkrijgen; verwerven
mottaga in ontvangst nemen; krijgen; ontvangen; opstrijken aanpakken; aanvatten
underhålla binnenhalen; onthalen; ontvangen; vergasten conserveren; feestelijk onthalen; financieel steunen; fuiven; fêteren; instandhouden; onderhouden; verlustigen
välkomna binnenhalen; onthalen; ontvangen; vergasten begroeten; gedag zeggen; groeten
- krijgen; verkrijgen

Synonyms for "ontvangen":


Antonyms for "ontvangen":


Related Definitions for "ontvangen":

  1. in het bezit ervan komen1
    • zij ontving een mooi boek als beloning1
  2. op bezoek krijgen1
    • wij ontvingen onze gasten1

Wiktionary Translations for ontvangen:

ontvangen
verb
  1. het verkrijgen van zaken zoals loon en berichten
    • ontvangen

Cross Translation:
FromToVia
ontvangen motta; mottaga copy — radio term
ontvangen förstå; höra; uppfatta read — be able to hear (in a radio communication)
ontvangen mottagning; mottagande receipt — act of receiving
ontvangen receive — get
ontvangen mottaga receive — take possession of
ontvangen erhålla; mottaga; erhalten — (transitiv) etwas bekommen
ontvangen antaga; gå in på; tacka ja till accepter — Traductions à trier suivant le sens
ontvangen vänlig accueillant — Qui fait bon accueil.
ontvangen hälsa; anamma; bekomma; ; undfå; tacka ja till accueillir — Traductions à trier suivant le sens
ontvangen tacka ja till admettrerecevoir par choix, faveur ou condescendance.
ontvangen adoptera; tacka ja till; kora adopterchoisir quelqu’un pour fils ou pour fille et lui en donner les droits civils en remplir certaines conditions prescrire par la loi.
ontvangen föra ihop; uppta; anta agréer — Prendre à gré ; recevoir favorablement.
ontvangen anamma; bekomma; ; undfå; tacka ja till recevoiraccepter, prendre ce qui donner, ce qui présenter, ce qui offrir sans qu’il devoir.
ontvangen uppsamla; insamla; hopsamla; sammanfatta; uppta; motta; omhänderta; samla; skörda; inhösta; inhämta recueillir — (vieilli) rassembler les fruits d’une terre, en faire la récolte ; on dit plutôt « récolter ».
ontvangen tacka ja till revêtirpourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.