Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. samenpersen:


Dutch

Detailed Translations for samenpersen from Dutch to Swedish

samenpersen:

samenpersen verb (pers samen, perst samen, perste samen, persten samen, samengeperst)

  1. samenpersen (comprimeren; samendrukken)
    komprimera; sammantrycka; trycka ihop
    • komprimera verb (komprimerar, komprimerade, komprimerat)
    • sammantrycka verb (sammantrycker, sammantryckte, sammantryckt)
    • trycka ihop verb (trycker ihop, tryckte ihop, tryckt ihop)

Conjugations for samenpersen:

o.t.t.
  1. pers samen
  2. perst samen
  3. perst samen
  4. persen samen
  5. persen samen
  6. persen samen
o.v.t.
  1. perste samen
  2. perste samen
  3. perste samen
  4. persten samen
  5. persten samen
  6. persten samen
v.t.t.
  1. heb samengeperst
  2. hebt samengeperst
  3. heeft samengeperst
  4. hebben samengeperst
  5. hebben samengeperst
  6. hebben samengeperst
v.v.t.
  1. had samengeperst
  2. had samengeperst
  3. had samengeperst
  4. hadden samengeperst
  5. hadden samengeperst
  6. hadden samengeperst
o.t.t.t.
  1. zal samenpersen
  2. zult samenpersen
  3. zal samenpersen
  4. zullen samenpersen
  5. zullen samenpersen
  6. zullen samenpersen
o.v.t.t.
  1. zou samenpersen
  2. zou samenpersen
  3. zou samenpersen
  4. zouden samenpersen
  5. zouden samenpersen
  6. zouden samenpersen
en verder
  1. is samengeperst
  2. zijn samengeperst
diversen
  1. pers samen!
  2. perst samen!
  3. samengeperst
  4. samenpersend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for samenpersen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
komprimera comprimeren; samendrukken; samenpersen comprimeren
sammantrycka comprimeren; samendrukken; samenpersen
trycka ihop comprimeren; samendrukken; samenpersen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
komprimera compressie