Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. uitlichten:


Dutch

Detailed Translations for uitlichten from Dutch to Swedish

uitlichten:

uitlichten verb (licht uit, lichtte uit, lichtten uit, uitgelicht)

  1. uitlichten (nemen uit)
    ta bort; ta ur
    • ta bort verb (tar bort, tog bort, tagit bort)
    • ta ur verb (tar ur, tog ur, tagit ur)

Conjugations for uitlichten:

o.t.t.
  1. licht uit
  2. licht uit
  3. licht uit
  4. lichten uit
  5. lichten uit
  6. lichten uit
o.v.t.
  1. lichtte uit
  2. lichtte uit
  3. lichtte uit
  4. lichtten uit
  5. lichtten uit
  6. lichtten uit
v.t.t.
  1. heb uitgelicht
  2. hebt uitgelicht
  3. heeft uitgelicht
  4. hebben uitgelicht
  5. hebben uitgelicht
  6. hebben uitgelicht
v.v.t.
  1. had uitgelicht
  2. had uitgelicht
  3. had uitgelicht
  4. hadden uitgelicht
  5. hadden uitgelicht
  6. hadden uitgelicht
o.t.t.t.
  1. zal uitlichten
  2. zult uitlichten
  3. zal uitlichten
  4. zullen uitlichten
  5. zullen uitlichten
  6. zullen uitlichten
o.v.t.t.
  1. zou uitlichten
  2. zou uitlichten
  3. zou uitlichten
  4. zouden uitlichten
  5. zouden uitlichten
  6. zouden uitlichten
en verder
  1. ben uitgelicht
  2. bent uitgelicht
  3. is uitgelicht
  4. zijn uitgelicht
  5. zijn uitgelicht
  6. zijn uitgelicht
diversen
  1. licht uit!
  2. licht uit!
  3. uitgelicht
  4. uitlichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitlichten:

NounRelated TranslationsOther Translations
ta bort wegruimen
ta ur uitnemen
VerbRelated TranslationsOther Translations
ta bort nemen uit; uitlichten afnemen; afstoffen; afvoeren; afzonderen; ecarteren; lichten; meedragen; publicatie ongedaan maken; stoffen; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; vlakken; wegbrengen; wegdoen; wegdragen; weghalen; wegnemen; wegsjouwen; wegslepen; wegvegen; wegvoeren; wegwerken; wissen
ta ur nemen uit; uitlichten eruit nemen