Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. uitstapje:


Dutch

Detailed Translations for uitstapje from Dutch to Swedish

uitstapje:

uitstapje [de ~ (m)] noun

  1. de uitstapje (dagtocht; excursie)
    utflykt; tripp
  2. de uitstapje (tochtje; toertje; trip; uitje)
    utflykt
  3. de uitstapje (escapade)
    eskapad; snedsprång
  4. de uitstapje (reis; excursie; rit; )
    resa; utflykt; tur; tripp; exkursion
  5. de uitstapje (pleziertochtje; plezierreisje)
    nöjesresa

Translation Matrix for uitstapje:

NounRelated TranslationsOther Translations
eskapad escapade; uitstapje
exkursion dagreis; excursie; gang; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje
nöjesresa plezierreisje; pleziertochtje; uitstapje
resa dagreis; excursie; gang; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht
snedsprång escapade; uitstapje
tripp dagreis; dagtocht; excursie; gang; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje
tur dagreis; excursie; gang; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje buitenkansje; gelukkig toeval; gelukstreffer; mazzel; meevaller; opsteker; rijtoer; ronde; toevalstreffer; tournee; treffer; voordeel
utflykt dagreis; dagtocht; excursie; gang; reis; rit; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje dagje uit; excursies; pleziertocht; rit; rondreis; rondrit; snoepreisje; tochtje; toer; tour; trip
VerbRelated TranslationsOther Translations
resa omhoogbrengen; ophogen; rechtop zetten; verhogen