Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. veroorloven:


Dutch

Detailed Translations for veroorloven from Dutch to Swedish

veroorloven:

veroorloven verb (veroorloof, veroorlooft, veroorloofde, veroorloofden, veroorloofd)

  1. veroorloven (permitteren)
    tillåta
    • tillåta verb (tillåter, tillåtit, tillät)

Conjugations for veroorloven:

o.t.t.
  1. veroorloof
  2. veroorlooft
  3. veroorlooft
  4. veroorloven
  5. veroorloven
  6. veroorloven
o.v.t.
  1. veroorloofde
  2. veroorloofde
  3. veroorloofde
  4. veroorloofden
  5. veroorloofden
  6. veroorloofden
v.t.t.
  1. heb veroorloofd
  2. hebt veroorloofd
  3. heeft veroorloofd
  4. hebben veroorloofd
  5. hebben veroorloofd
  6. hebben veroorloofd
v.v.t.
  1. had veroorloofd
  2. had veroorloofd
  3. had veroorloofd
  4. hadden veroorloofd
  5. hadden veroorloofd
  6. hadden veroorloofd
o.t.t.t.
  1. zal veroorloven
  2. zult veroorloven
  3. zal veroorloven
  4. zullen veroorloven
  5. zullen veroorloven
  6. zullen veroorloven
o.v.t.t.
  1. zou veroorloven
  2. zou veroorloven
  3. zou veroorloven
  4. zouden veroorloven
  5. zouden veroorloven
  6. zouden veroorloven
diversen
  1. veroorloof!
  2. veroorlooft!
  3. veroorloofd
  4. veroorlovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for veroorloven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
tillåta permitteren; veroorloven akkoord gaan; dulden; duren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; instemmen; inwilligen; laten; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; verlenen