German

Detailed Translations for gefangen from German to Dutch

gefangen:


Translation Matrix for gefangen:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
gevangen gefangen; verhaftet
ModifierRelated TranslationsOther Translations
gearresteerd gefangen; verhaftet
gevangen genomen gefangen; verhaftet
geïnterneerd gefangen; verhaftet
opgesloten gefangen; verhaftet
vastgezet gefangen; verhaftet

Synonyms for "gefangen":

  • einsitzend; inhaftiert; verhaftet; verknackt

Wiktionary Translations for gefangen:


Cross Translation:
FromToVia
gefangen gevangene captive — a person who has been captured
gefangen gevangen captive — held prisoner

fangen:

fangen verb (fange, fängst, fängt, fing, finget, gefangen)

  1. fangen (ergreifen; packen; greifen; )
    grijpen; pakken; vangen; verstrikken; vatten; klauwen
    • grijpen verb (grijp, grijpt, greep, grepen, gegrepen)
    • pakken verb (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)
    • vangen verb (vang, vangt, ving, vingen, gevangen)
    • verstrikken verb (verstrik, verstrikt, verstrikte, verstrikten, verstrikt)
    • vatten verb (vat, vatte, vatten, gevat)
    • klauwen verb (klauw, klauwt, klauwde, klauwden, geklauwd)
  2. fangen (ertappen; schnappen; erwischen; )
    snappen; betrappen
    • snappen verb (snap, snapt, snapte, snapten, gesnapt)
    • betrappen verb (betrap, betrapt, betrapte, betrapten, betrapt)
  3. fangen (Abnormal intrigieren; grabbeln; backen; )
    obsederen
    • obsederen verb (obsedeer, obsedeert, obsedeerde, obsedeerden, geobsedeerd)
  4. fangen (eilen; jagen; laufen; )
  5. fangen (erhaschen; erfassen; fassen; erwischen; ergreifen)
    verschalken; nuttigen
    • verschalken verb (verschalk, verschalkt, verschalkte, verschalkten, verschalkt)
    • nuttigen verb (nuttig, nuttigt, nuttigde, nuttigden, genuttigd)

Conjugations for fangen:

Präsens
  1. fange
  2. fängst
  3. fängt
  4. fangen
  5. fangt
  6. fangen
Imperfekt
  1. fing
  2. fingst
  3. fing
  4. fingen
  5. finget
  6. fingen
Perfekt
  1. habe gefangen
  2. hast gefangen
  3. hat gefangen
  4. haben gefangen
  5. habt gefangen
  6. haben gefangen
1. Konjunktiv [1]
  1. fange
  2. fangest
  3. fange
  4. fangen
  5. fanget
  6. fangen
2. Konjunktiv
  1. finge
  2. fingest
  3. finge
  4. fingen
  5. finget
  6. fingen
Futur 1
  1. werde fangen
  2. wirst fangen
  3. wird fangen
  4. werden fangen
  5. werdet fangen
  6. werden fangen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde fangen
  2. würdest fangen
  3. würde fangen
  4. würden fangen
  5. würdet fangen
  6. würden fangen
Diverses
  1. fange!
  2. fangt!
  3. fangen Sie!
  4. gefangen
  5. fangend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for fangen:

NounRelated TranslationsOther Translations
grijpen Arestieren
snappen Begreifen
vatten Begreifen
VerbRelated TranslationsOther Translations
betrappen erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; schnappen
grijpen abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten anfassen; anpacken; begreifen; fassen; festgreifen; festhalten; grapschen; greifen; klemmen; krallen; packen; wegkappern; zugreifen; zulangen
klauwen abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten
nuttigen erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen aufbrauchen; aufessen; auffressen; aufknabbern; aufzehren; bunkeren; essen; füttern; gebrauchen; hineinstopfen; hinunterschlingen; hinunterschlucken; konsumieren; laben; schlucken; speisen; stopfen; verspeisen; verwerten; verzehren; zu Abend essen; zu sich nehmen
obsederen Abnormal intrigieren; ausspielen; backen; ballen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erobern; erwischen; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festnehmen; gehen; grabbeln; greifen; hervorholen; intrigieren; kappen; knutschen; kriegen; packen; schmieden; verhaften
pakken abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten anwenden; bekommen; benutzen; erfassen; gebrauchen; handhaben; hantieren; holen; nehmen; packen; verwenden
snappen erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; schnappen auf frischer Tat ertappen; begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; verstehen
tempo maken eilen; fangen; fegen; galoppieren; hasten; hetzen; jagen; laufen; rennen; springen; sprinten; spritzen; stürzen; tragen; wetzen
vangen abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten abfangen; bestricken; etwas bekommen; fesseln; grabbeln; greifen; hervorholen
vatten abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten anpacken; begreifen; einsperren; fassen; fesseln; festgreifen; festnehmen; greifen; packen; verhaften
verschalken erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen
verstrikken abfangen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festnehmen; greifen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; überlisten

Synonyms for "fangen":


Wiktionary Translations for fangen:

fangen
verb
  1. te pakken krijgen
  2. onderscheppen

Cross Translation:
FromToVia
fangen vangen catch — to intercept an object in the air etc. (jump)
fangen vangen trap — to catch in a trap or traps
fangen beetkrijgen; beetnemen; pakken; vangen; vastpakken; vatten attraper — Prendre à une trappe, à un piège ou à quelque chose de semblable.
fangen beetkrijgen; beetnemen; pakken; vangen; vastpakken; vatten capturers’emparer d’un être vivant ou d’une chose.
fangen vatten; grijpen; halen; inslaan; teisteren; beetkrijgen; beetnemen; pakken; vangen; vastpakken; bemachtigen; aangrijpen; vastgrijpen saisir — Prendre vivement.

Related Translations for gefangen