German

Detailed Translations for überragen from German to Dutch

überragen:

überragen verb (überrage, überragst, überragt, überragte, überragtet, überragt)

  1. überragen (auffallen; ausstechen; vorspringen; zur Schau stellen; hinausragen)
    uitsteken; opvallen; uitspringen; eruit springen; afsteken; in het oog lopen
    • uitsteken verb (steek uit, steekt uit, stak uit, staken uit, uitgestoken)
    • opvallen verb (val op, valt op, viel op, vielen op, opgevallen)
    • uitspringen verb (spring uit, springt uit, sprong uit, sprongen uit, uitgesprongen)
    • eruit springen verb (spring eruit, springt eruit, sprong eruit, sprongen eruit, eruit gesprongen)
    • afsteken verb (steek af, steekt af, stak af, staken af, afgestoken)
  2. überragen (übertreffen; übersteigen)
    overtreffen; voorbijstreven
    • overtreffen verb (overtref, overtreft, overtrof, overtroffen, overtroffen)
    • voorbijstreven verb (streef voorbij, streeft voorbij, streefde voorbij, streefden voorbij, voorbij gestreefd)
  3. überragen (übertreffen; übersteigen)
    overtreffen
    • overtreffen verb (overtref, overtreft, overtrof, overtroffen, overtroffen)
  4. überragen (übersteigen)
    overstijgen
    • overstijgen verb (overstijg, overstijgt, oversteeg, overstegen, overstegen)

Conjugations for überragen:

Präsens
  1. überrage
  2. überragst
  3. überragt
  4. überragen
  5. überragt
  6. überragen
Imperfekt
  1. überragte
  2. überragtest
  3. überragte
  4. überragten
  5. überragtet
  6. überragten
Perfekt
  1. habe überragt
  2. hast überragt
  3. hat überragt
  4. haben überragt
  5. habt überragt
  6. haben überragt
1. Konjunktiv [1]
  1. überrage
  2. überragest
  3. überrage
  4. überragen
  5. überraget
  6. überragen
2. Konjunktiv
  1. überragte
  2. überragtest
  3. überragte
  4. überragten
  5. überragtet
  6. überragten
Futur 1
  1. werde überragen
  2. wirst überragen
  3. wird überragen
  4. werden überragen
  5. werdet überragen
  6. werden überragen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde überragen
  2. würdest überragen
  3. würde überragen
  4. würden überragen
  5. würdet überragen
  6. würden überragen
Diverses
  1. überrag!
  2. überragt!
  3. überragen Sie!
  4. überragt
  5. überragend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for überragen:

NounRelated TranslationsOther Translations
opvallen Auffallen
overtreffen Übertreffen
uitsteken Hinausragen
voorbijstreven Vorausstreben
VerbRelated TranslationsOther Translations
afsteken auffallen; ausstechen; hinausragen; vorspringen; zur Schau stellen; überragen abfahren; losfahren; wegfahren
eruit springen auffallen; ausstechen; hinausragen; vorspringen; zur Schau stellen; überragen
in het oog lopen auffallen; ausstechen; hinausragen; vorspringen; zur Schau stellen; überragen
opvallen auffallen; ausstechen; hinausragen; vorspringen; zur Schau stellen; überragen
overstijgen überragen; übersteigen
overtreffen überragen; übersteigen; übertreffen glänzen; glühen; hinausragen; hinausragenüber; leuchten; scheinen; sich hervortun; sich unterscheiden; sichauszeichnen; spiegeln; spielen; strahlen
uitspringen auffallen; ausstechen; hinausragen; vorspringen; zur Schau stellen; überragen
uitsteken auffallen; ausstechen; hinausragen; vorspringen; zur Schau stellen; überragen glänzen; glühen; hinausragen; hinausragenüber; leuchten; scheinen; sich hervortun; sich unterscheiden; sichauszeichnen; spiegeln; spielen; strahlen
voorbijstreven überragen; übersteigen; übertreffen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
uitsteken auffallend; ausstechend; emporragend; herausstechend; hervorstehend; hinausragend; vorragend; überragend

Synonyms for "überragen":


Wiktionary Translations for überragen:

überragen
verb
  1. in grootte de rest voorbijstreven

Cross Translation:
FromToVia
überragen bevangen; overwinnen; verslaan; zegevieren; overgaan; oversteken; te boven gaan; overtreffen; uitblinken; uitmunten; voorbijstreven surmontermonter au-dessus.