French

Detailed Translations for persister from French to Dutch

persister:

persister verb (persiste, persistes, persistons, persistez, )

  1. persister (continuer; se continuer; se poursuivre; durer)
    continueren; doorgaan; voortzetten; vervolgen; aanhouden; voortgaan; verdergaan
    • continueren verb (continueer, continueert, continueerde, continueerden, gecontinueerd)
    • doorgaan verb (ga door, gaat door, ging door, gingen door, doorgegaan)
    • voortzetten verb (zet voort, zette voort, zetten voort, voortgezet)
    • vervolgen verb (vervolg, vervolgt, vervolgde, vervolgden, vervolgd)
    • aanhouden verb (houd aan, houdt aan, hield aan, hielden aan, aangehouden)
    • voortgaan verb (ga voort, gaat voort, ging voort, gingen voort, voortgegaan)
    • verdergaan verb (ga verder, gaat verder, ging verder, gingen verder, verder gegaan)
  2. persister (persévérer; supporter; continuer; )
    volhouden; doorzetten; standhouden; doorgaan; volharden
    • volhouden verb (houd vol, houdt vol, hield vol, hielden vol, volgehouden)
    • doorzetten verb (zet door, zette door, zetten door, doorgezet)
    • standhouden verb (houd stand, houdt stand, hield stand, hielden stand, standgehouden)
    • doorgaan verb (ga door, gaat door, ging door, gingen door, doorgegaan)
    • volharden verb (volhard, volhardt, volhardde, volhardden, volhard)
  3. persister (endurer; tenir le coup; tenir; )
    dragen; volhouden; verdragen; doorstaan; uithouden; verduren; uitzingen; dulden; harden
    • dragen verb (draag, draagt, droeg, droegen, gedragen)
    • volhouden verb (houd vol, houdt vol, hield vol, hielden vol, volgehouden)
    • verdragen verb (verdraag, verdraagt, verdroeg, verdroegen, verdragen)
    • doorstaan verb (doorsta, doorstaat, doorstond, doorstonden, doorgestaan)
    • uithouden verb (houd uit, houdt uit, hield uit, hielden uit, uitgehouden)
    • verduren verb (verduur, verduurt, verduurde, verduurden, verduurd)
    • uitzingen verb (zing uit, zingt uit, zong uit, zongen uit, uitgezongen)
    • dulden verb (duld, duldt, duldde, duldden, geduld)
    • harden verb (hard, hardt, hardde, hardden, gehard)
  4. persister (continuer; poursuivre; avancer; )
    verdergaan; voortgaan; doorlopen; verder lopen; avanceren
    • verdergaan verb (ga verder, gaat verder, ging verder, gingen verder, verder gegaan)
    • voortgaan verb (ga voort, gaat voort, ging voort, gingen voort, voortgegaan)
    • doorlopen verb (loop door, loopt door, liep door, liepen door, doorgelopen)
    • verder lopen verb (loop verder, loopt verder, liep verder, liepen verder, verder gelopen)
    • avanceren verb (avanceer, avanceert, avanceerde, avanceerden, geavanceerd)
  5. persister (continuer; durer; endurer; )
    voortduren; aanhouden; voortbestaan
    • voortduren verb (duur voort, duurt voort, duurde voort, duurden voort, voortgeduurd)
    • aanhouden verb (houd aan, houdt aan, hield aan, hielden aan, aangehouden)
    • voortbestaan verb (besta voort, bestaat voort, bestond voort, bestonden voort, voortbestaan)

Conjugations for persister:

Présent
  1. persiste
  2. persistes
  3. persiste
  4. persistons
  5. persistez
  6. persistent
imparfait
  1. persistais
  2. persistais
  3. persistait
  4. persistions
  5. persistiez
  6. persistaient
passé simple
  1. persistai
  2. persistas
  3. persista
  4. persistâmes
  5. persistâtes
  6. persistèrent
futur simple
  1. persisterai
  2. persisteras
  3. persistera
  4. persisterons
  5. persisterez
  6. persisteront
subjonctif présent
  1. que je persiste
  2. que tu persistes
  3. qu'il persiste
  4. que nous persistions
  5. que vous persistiez
  6. qu'ils persistent
conditionnel présent
  1. persisterais
  2. persisterais
  3. persisterait
  4. persisterions
  5. persisteriez
  6. persisteraient
passé composé
  1. ai persisté
  2. as persisté
  3. a persisté
  4. avons persisté
  5. avez persisté
  6. ont persisté
divers
  1. persiste!
  2. persistez!
  3. persistons!
  4. persisté
  5. persistant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for persister:

NounRelated TranslationsOther Translations
aanhouden obstination; persistance; persévérance; ténacité
harden durcissement
voortbestaan survie
voortduren continuation; persistance
VerbRelated TranslationsOther Translations
aanhouden continuer; durer; endurer; persister; persévérer; résister; se continuer; se poursuivre; subsister; supporter; tenir jusqu'au bout; tenir le coup arrêter; attraper; capturer; enchaîner; faire prisonnier; imposer; insister sur qc; mettre en état d'arrestation; mettre sous les verrous; pousser; prendre; presser; saisir; écrouer
avanceren avancer; continuer; devoir continuer; marcher plus loin; persister; poursuivre; se prolonger favoriser; promouvoir; promouvoir quelque chose
continueren continuer; durer; persister; se continuer; se poursuivre continuer; poursuivre; prolonger
doorgaan continuer; durer; endurer; entretenir; faire durer; laisser continuer; persister; persévérer; résister; se continuer; se poursuivre; supporter; tenir jusqu'au bout; tenir le coup continuer; poursuivre; prolonger
doorlopen avancer; continuer; devoir continuer; marcher plus loin; persister; poursuivre; se prolonger
doorstaan continuer; endurer; maintenir; persister; persévérer; subir; supporter; tenir; tenir jusqu'au bout; tenir le coup débourser; dépenser; endurer; se consommer; souffrir; soutenir; subir; supporter; tenir le coup; tolérer; traverser
doorzetten continuer; endurer; entretenir; faire durer; laisser continuer; persister; persévérer; résister; supporter; tenir jusqu'au bout; tenir le coup continuer à pousser; persévérer
dragen continuer; endurer; maintenir; persister; persévérer; subir; supporter; tenir; tenir jusqu'au bout; tenir le coup appuyer; arc-bouter; avoir mis; boiser; consolider; fortifier; porter; soutenir; épauler; étayer
dulden continuer; endurer; maintenir; persister; persévérer; subir; supporter; tenir; tenir jusqu'au bout; tenir le coup admettre; agréer; approuver; autoriser; concéder; consentir; consentir à; déclarer bon; endurer; laisser; permettre; souffrir; supporter; tolérer
harden continuer; endurer; maintenir; persister; persévérer; subir; supporter; tenir; tenir jusqu'au bout; tenir le coup durcir; entraîner; former; instruire; tremper; éduquer
standhouden continuer; endurer; entretenir; faire durer; laisser continuer; persister; persévérer; résister; supporter; tenir jusqu'au bout; tenir le coup se maintenir; tenir bon; tenir ferme; tenir le choc; tenir le coup
uithouden continuer; endurer; maintenir; persister; persévérer; subir; supporter; tenir; tenir jusqu'au bout; tenir le coup
uitzingen continuer; endurer; maintenir; persister; persévérer; subir; supporter; tenir; tenir jusqu'au bout; tenir le coup
verder lopen avancer; continuer; devoir continuer; marcher plus loin; persister; poursuivre; se prolonger
verdergaan avancer; continuer; devoir continuer; durer; marcher plus loin; persister; poursuivre; se continuer; se poursuivre; se prolonger avancer; continuer; faire durer; laisser continuer; poursuivre; prolonger
verdragen continuer; endurer; maintenir; persister; persévérer; subir; supporter; tenir; tenir jusqu'au bout; tenir le coup débourser; dépenser; endurer; se consommer; souffrir; soutenir; subir; supporter; tenir le coup; tolérer; traverser
verduren continuer; endurer; maintenir; persister; persévérer; subir; supporter; tenir; tenir jusqu'au bout; tenir le coup débourser; dépenser; endurer; se consommer; souffrir; soutenir; subir; supporter; tenir le coup; tolérer; traverser
vervolgen continuer; durer; persister; se continuer; se poursuivre actionner; chercher d'obtenir; condamner; continuer; essyer d'obtenir; juger; poursuivre; prolonger; tenter d'obtenir; tâcher d'obtenir
volharden continuer; endurer; entretenir; faire durer; laisser continuer; persister; persévérer; résister; supporter; tenir jusqu'au bout; tenir le coup
volhouden continuer; endurer; entretenir; faire durer; laisser continuer; maintenir; persister; persévérer; résister; subir; supporter; tenir; tenir jusqu'au bout; tenir le coup
voortbestaan continuer; durer; endurer; persister; persévérer; résister; subsister; supporter; tenir jusqu'au bout; tenir le coup
voortduren continuer; durer; endurer; persister; persévérer; résister; subsister; supporter; tenir jusqu'au bout; tenir le coup
voortgaan avancer; continuer; devoir continuer; durer; marcher plus loin; persister; poursuivre; se continuer; se poursuivre; se prolonger
voortzetten continuer; durer; persister; se continuer; se poursuivre continuer; poursuivre; prolonger

Synonyms for "persister":


Wiktionary Translations for persister:

persister
verb
  1. demeurer ferme et arrêté dans son sentiment, dans ce qu’on a dit, dans ce qu’on résoudre, en dépit d’une résistance.

Cross Translation:
FromToVia
persister volharden persist — continue to exist