French

Detailed Translations for s'apaiser from French to Dutch

s'apaiser:

s'apaiser verb

  1. s'apaiser (rafraîchir; refroidir; réfrigérer; apaiser)
    afkoelen; koel worden
    • afkoelen verb (koel af, koelt af, koelde af, koelden af, afgekoeld)
    • koel worden verb (word koel, wordt koel, werd koel, werden koel, koel geworden)
  2. s'apaiser (se tranquilliser; se remettre; se calmer; s'adoucir)
    tot bedaren komen; uitwoeden; wegsterven; verflauwen; luwen
    • uitwoeden verb (woed uit, woedt uit, woedde uit, woedden uit, uitgewoed)
    • wegsterven verb (sterf weg, sterft weg, stierf weg, stierven weg, weggestorven)
    • verflauwen verb (verflauw, verflauwt, verflauwde, verflauwden, verflauwd)
    • luwen verb (luw, luwt, luwde, luwden, geluwd)
  3. s'apaiser (se calmer)
    uitwoeden; uitrazen
    • uitwoeden verb (woed uit, woedt uit, woedde uit, woedden uit, uitgewoed)
    • uitrazen verb (raas uit, raast uit, raaste uit, raasten uit, uitgeraast)
  4. s'apaiser (se taire)
    verstommen; verstillen
    • verstommen verb (verstom, verstomt, verstomde, verstomden, verstomd)
    • verstillen verb (verstil, verstilt, verstilde, verstilden, verstild)

Translation Matrix for s'apaiser:

NounRelated TranslationsOther Translations
afkoelen refroidissement
uitrazen apaisement
wegsterven décroître; mourir; s'affaiblir; se diminuer
VerbRelated TranslationsOther Translations
afkoelen apaiser; rafraîchir; refroidir; réfrigérer; s'apaiser rafraîchir; refroidir; se rafraîchir; se refroidir
koel worden apaiser; rafraîchir; refroidir; réfrigérer; s'apaiser
luwen s'adoucir; s'apaiser; se calmer; se remettre; se tranquilliser
tot bedaren komen s'adoucir; s'apaiser; se calmer; se remettre; se tranquilliser
uitrazen s'apaiser; se calmer
uitwoeden s'adoucir; s'apaiser; se calmer; se remettre; se tranquilliser
verflauwen s'adoucir; s'apaiser; se calmer; se remettre; se tranquilliser mollir; pâlir; s'affaiblir; s'amollir
verstillen s'apaiser; se taire
verstommen s'apaiser; se taire
wegsterven s'adoucir; s'apaiser; se calmer; se remettre; se tranquilliser