Dutch

Detailed Translations for uitwisselen from Dutch to German

uitwisselen:

uitwisselen verb (wissel uit, wisselt uit, wisselde uit, wisselden uit, uitgewisseld)

  1. uitwisselen (ruilen; verruilen)
    austauschen; auswechseln; wechseln; tauschen; umtauschen; einlösen; einwechseln; abwechseln; vertauschen; konvertieren; eintauschen
    • austauschen verb (tausche aus, tauscht aus, tauschte aus, tauschtet aus, ausgetauscht)
    • auswechseln verb (wechsele aus, wechselst aus, wechselt aus, wechselte aus, wechseltet aus, ausgewechselt)
    • wechseln verb (wechsele, wechselst, wechselt, wechselte, wechseltet, gewechselt)
    • tauschen verb (tausche, tauschst, tauscht, tauschte, tauschtet, getauscht)
    • umtauschen verb (tausche um, tauscht um, tauschte um, tauschtet um, umgetauscht)
    • einlösen verb (löse ein, löst ein, löste ein, löstet ein, eingelöst)
    • einwechseln verb (wechsele ein, wechselst ein, wechselt ein, wechselte ein, wechseltet ein, eingewechselt)
    • abwechseln verb (wechsele ab, wechselst ab, wechselt ab, wechselte ab, wechseltet ab, abgewechselt)
    • vertauschen verb (vertausche, vertauschst, vertauscht, vertauschte, vertauschtet, vertauscht)
    • konvertieren verb (konvertiere, konvertierst, konvertiert, konvertierte, konvertiertet, konvertiert)
    • eintauschen verb (tausche ein, tauscht ein, tauschte ein, tauschtet ein, eingetauscht)

Conjugations for uitwisselen:

o.t.t.
  1. wissel uit
  2. wisselt uit
  3. wisselt uit
  4. wisselen uit
  5. wisselen uit
  6. wisselen uit
o.v.t.
  1. wisselde uit
  2. wisselde uit
  3. wisselde uit
  4. wisselden uit
  5. wisselden uit
  6. wisselden uit
v.t.t.
  1. heb uitgewisseld
  2. hebt uitgewisseld
  3. heeft uitgewisseld
  4. hebben uitgewisseld
  5. hebben uitgewisseld
  6. hebben uitgewisseld
v.v.t.
  1. had uitgewisseld
  2. had uitgewisseld
  3. had uitgewisseld
  4. hadden uitgewisseld
  5. hadden uitgewisseld
  6. hadden uitgewisseld
o.t.t.t.
  1. zal uitwisselen
  2. zult uitwisselen
  3. zal uitwisselen
  4. zullen uitwisselen
  5. zullen uitwisselen
  6. zullen uitwisselen
o.v.t.t.
  1. zou uitwisselen
  2. zou uitwisselen
  3. zou uitwisselen
  4. zouden uitwisselen
  5. zouden uitwisselen
  6. zouden uitwisselen
en verder
  1. ben uitgewisseld
  2. bent uitgewisseld
  3. is uitgewisseld
  4. zijn uitgewisseld
  5. zijn uitgewisseld
  6. zijn uitgewisseld
diversen
  1. wissel uit!
  2. wisselt uit!
  3. uitgewisseld
  4. uitwisselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitwisselen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abwechseln ruilen; uitwisselen; verruilen afwisselen; herzien; uiteenlopen; variëren; veranderen; verschillen; verwisselen; wijzigen; wisselen
austauschen ruilen; uitwisselen; verruilen
auswechseln ruilen; uitwisselen; verruilen aflossen; hernieuwen; innoveren; opnieuw doen; overdoen; remplaceren; vernieuwen; vervangen; verwisselen
einlösen ruilen; uitwisselen; verruilen geld in ontvangst nemen; in geld omzetten; incasseren; innen; kapitaliseren; verzilveren
eintauschen ruilen; uitwisselen; verruilen afwisselen; herzien; inruilen; omruilen; omwisselen; ruilen; veranderen; verwisselen; wijzigen; wisselen
einwechseln ruilen; uitwisselen; verruilen inruilen; inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen
konvertieren ruilen; uitwisselen; verruilen converteren; omzetten; verwisselen
tauschen ruilen; uitwisselen; verruilen afwisselen; herzien; omruilen; omwisselen; ruilen; veranderen; verwisselen; wijzigen; wisselen
umtauschen ruilen; uitwisselen; verruilen inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen
vertauschen ruilen; uitwisselen; verruilen inwisselen; omruilen; omwisselen; ruilen; verruilen; verwisselen; wisselen
wechseln ruilen; uitwisselen; verruilen afwisselen; converteren; herzien; inwisselen; omruilen; omwisselen; omzetten; ruilen; uiteenlopen; variëren; veranderen; verruilen; verschillen; verversen; verwisselen; wijzigen; wisselen

Wiktionary Translations for uitwisselen:


Cross Translation:
FromToVia
uitwisselen austauschen; auswechseln; umtauschen; vertauschen; verwechseln échangerdonner une chose contre une autre.