Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. aantijgen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aantijgen from Dutch to German

aantijgen:

aantijgen verb (tijg aan, tijgt aan, toog aan, togen aan, aangetogen)

  1. aantijgen (insinueren)
    insinuieren; unterstellen; zustellen
    • insinuieren verb (insinuiere, insinuierst, insinuiert, insinuierte, insinuiertet, insinuiert)
    • unterstellen verb (unterstelle, unterstellst, unterstellt, unterstellte, unterstelltet, unterstellt)
    • zustellen verb (stelle zu, stellst zu, stellt zu, stellte zu, stelltet zu, zugestellt)

Conjugations for aantijgen:

o.t.t.
  1. tijg aan
  2. tijgt aan
  3. tijgt aan
  4. tijgen aan
  5. tijgen aan
  6. tijgen aan
o.v.t.
  1. toog aan
  2. toog aan
  3. toog aan
  4. togen aan
  5. togen aan
  6. togen aan
v.t.t.
  1. heb aangetogen
  2. hebt aangetogen
  3. heeft aangetogen
  4. hebben aangetogen
  5. hebben aangetogen
  6. hebben aangetogen
v.v.t.
  1. had aangetogen
  2. had aangetogen
  3. had aangetogen
  4. hadden aangetogen
  5. hadden aangetogen
  6. hadden aangetogen
o.t.t.t.
  1. zal aantijgen
  2. zult aantijgen
  3. zal aantijgen
  4. zullen aantijgen
  5. zullen aantijgen
  6. zullen aantijgen
o.v.t.t.
  1. zou aantijgen
  2. zou aantijgen
  3. zou aantijgen
  4. zouden aantijgen
  5. zouden aantijgen
  6. zouden aantijgen
en verder
  1. ben aangetogen
  2. bent aangetogen
  3. is aangetogen
  4. zijn aangetogen
  5. zijn aangetogen
  6. zijn aangetogen
diversen
  1. tijg aan!
  2. tijgt aan!
  3. aangetogen
  4. aantijgende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aantijgen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
insinuieren aantijgen; insinueren
unterstellen aantijgen; insinueren bewaren; opzij leggen; stallen; wegzetten
zustellen aantijgen; insinueren aanleveren; afgeven; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; geven; leveren; orderen; overhandigen; rondbrengen; schenken; thuisbezorgen; toeleveren; verlenen; verstrekken

Wiktionary Translations for aantijgen:

aantijgen
verb
  1. aantrekken
  2. aanwrijven, beschuldigen van iets