Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. mormel:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for mormel from Dutch to German

mormel:

mormel [het ~] noun

  1. het mormel (gedrocht; monster; misbaksel; wangedrocht; wanschepsel)
    Scheusal; Untier; Ungeheuer; Ungetüm; der Mißgestalt; der Mißgebilde

Translation Matrix for mormel:

NounRelated TranslationsOther Translations
Mißgebilde gedrocht; misbaksel; monster; mormel; wangedrocht; wanschepsel
Mißgestalt gedrocht; misbaksel; monster; mormel; wangedrocht; wanschepsel lelijkerd
Scheusal gedrocht; misbaksel; monster; mormel; wangedrocht; wanschepsel boef; engerd; fielt; griezel; griezeltje; guitigheid; lelijkerd; ondeugd; schobbejak; schurk
Ungeheuer gedrocht; misbaksel; monster; mormel; wangedrocht; wanschepsel ondier
Ungetüm gedrocht; misbaksel; monster; mormel; wangedrocht; wanschepsel bakbeest; gevaarte; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; kolos; loei; ondier
Untier gedrocht; misbaksel; monster; mormel; wangedrocht; wanschepsel ondier

Related Words for "mormel":

  • mormels, mormeltje, mormeltjes

Wiktionary Translations for mormel:


Cross Translation:
FromToVia
mormel Köter cur — mongrel, dog
mormel elender Wurm worm — contemptible being