Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. rantsoeneren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for rantsoeneren from Dutch to German

rantsoeneren:

rantsoeneren verb (rantsoeneer, rantsoeneert, rantsoeneerde, rantsoeneerden, gerantsoeneerd)

  1. rantsoeneren (distribueren)
    distribuieren; verteilen; zuteilen; rationieren
    • distribuieren verb (distribuiere, distribuierst, distribuiert, distribuierte, distribuiertet, distribuiert)
    • verteilen verb (verteile, verteilst, verteilt, verteilte, verteiltet, verteilt)
    • zuteilen verb (teile zu, teilst zu, teilt zu, teilte zu, teiltet zu, zugeteilt)
    • rationieren verb (rationiere, rationierst, rationiert, rationierte, rationiertet, rationiert)

Conjugations for rantsoeneren:

o.t.t.
  1. rantsoeneer
  2. rantsoeneert
  3. rantsoeneert
  4. rantsoeneren
  5. rantsoeneren
  6. rantsoeneren
o.v.t.
  1. rantsoeneerde
  2. rantsoeneerde
  3. rantsoeneerde
  4. rantsoeneerden
  5. rantsoeneerden
  6. rantsoeneerden
v.t.t.
  1. heb gerantsoeneerd
  2. hebt gerantsoeneerd
  3. heeft gerantsoeneerd
  4. hebben gerantsoeneerd
  5. hebben gerantsoeneerd
  6. hebben gerantsoeneerd
v.v.t.
  1. had gerantsoeneerd
  2. had gerantsoeneerd
  3. had gerantsoeneerd
  4. hadden gerantsoeneerd
  5. hadden gerantsoeneerd
  6. hadden gerantsoeneerd
o.t.t.t.
  1. zal rantsoeneren
  2. zult rantsoeneren
  3. zal rantsoeneren
  4. zullen rantsoeneren
  5. zullen rantsoeneren
  6. zullen rantsoeneren
o.v.t.t.
  1. zou rantsoeneren
  2. zou rantsoeneren
  3. zou rantsoeneren
  4. zouden rantsoeneren
  5. zouden rantsoeneren
  6. zouden rantsoeneren
en verder
  1. ben gerantsoeneerd
  2. bent gerantsoeneerd
  3. is gerantsoeneerd
  4. zijn gerantsoeneerd
  5. zijn gerantsoeneerd
  6. zijn gerantsoeneerd
diversen
  1. rantsoeneer!
  2. rantsoeneert!
  3. gerantsoeneerd
  4. ranntsoenerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rantsoeneren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
distribuieren distribueren; rantsoeneren distribueren; ronddelen; rondgeven; rondreiken; trakteren; uitdelen; uitreiken; verdelen
rationieren distribueren; rantsoeneren
verteilen distribueren; rantsoeneren distribueren; doorgeven; onderverdelen; ronddelen; rondgeven; rondreiken; rondstrooien; spreiden; trakteren; uitdelen; uitreiken; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdelen; verdeler; verspreiden; verstrooien
zuteilen distribueren; rantsoeneren bedelen; begiftigen; beschenken; gunnen; iets toekennen; indelen bij; ronddelen; rondgeven; rondreiken; toebedelen; toekennen; toewijzen; uitdelen; uitreiken; verdelen

Wiktionary Translations for rantsoeneren:


Cross Translation:
FromToVia
rantsoeneren rationieren ration — to portion out, especially during a shortage of supply