Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. uitademen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitademen from Dutch to German

uitademen:

uitademen verb (adem uit, ademt uit, ademde uit, ademden uit, uitgeademd)

  1. uitademen (uitblazen)
    ausblasen; ausatmen
    • ausblasen verb (blase aus, blast aus, blaste aus, blastet aus, ausgeblast)
    • ausatmen verb (atme aus, atmest aus, atmet aus, atmete aus, atmetet aus, ausgeatmet)

Conjugations for uitademen:

o.t.t.
  1. adem uit
  2. ademt uit
  3. ademt uit
  4. ademen uit
  5. ademen uit
  6. ademen uit
o.v.t.
  1. ademde uit
  2. ademde uit
  3. ademde uit
  4. ademden uit
  5. ademden uit
  6. ademden uit
v.t.t.
  1. heb uitgeademd
  2. hebt uitgeademd
  3. heeft uitgeademd
  4. hebben uitgeademd
  5. hebben uitgeademd
  6. hebben uitgeademd
v.v.t.
  1. had uitgeademd
  2. had uitgeademd
  3. had uitgeademd
  4. hadden uitgeademd
  5. hadden uitgeademd
  6. hadden uitgeademd
o.t.t.t.
  1. zal uitademen
  2. zult uitademen
  3. zal uitademen
  4. zullen uitademen
  5. zullen uitademen
  6. zullen uitademen
o.v.t.t.
  1. zou uitademen
  2. zou uitademen
  3. zou uitademen
  4. zouden uitademen
  5. zouden uitademen
  6. zouden uitademen
en verder
  1. ben uitgeademd
  2. bent uitgeademd
  3. is uitgeademd
  4. zijn uitgeademd
  5. zijn uitgeademd
  6. zijn uitgeademd
diversen
  1. adem uit!
  2. ademt uit!
  3. uitgeademd
  4. uitademend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitademen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausatmen uitademen; uitblazen
ausblasen uitademen; uitblazen spuiten; uitspuiten

Wiktionary Translations for uitademen:


Cross Translation:
FromToVia
uitademen ausatmen exhale — breathe out (intransitive)
uitademen ausatmen expire — to exhale (something)