Dutch

Detailed Translations for uitblinken boven from Dutch to German

uitblinken boven:

uitblinken boven verb (blink uit boven, blinkt uit boven, blonk uit boven, blonken uit boven, uitgeblonken boven)

  1. uitblinken boven (uitblinken; onderscheiden; overtreffen; )
    sichauszeichnen; strahlen; hinausragen; spielen; hinausragenüber; sich unterscheiden; scheinen; leuchten; spiegeln; glänzen; glühen; sich hervortun
    • strahlen verb (strahle, strahlst, strahlt, strahlte, strahltet, gestrahlt)
    • hinausragen verb (rage hinaus, ragst hinaus, ragt hinaus, ragte hinaus, ragtet hinaus, hinausgeragt)
    • spielen verb (spiele, spielst, spielt, spielte, spieltet, gespielt)
    • sich unterscheiden verb (unterscheide mich, unterscheidest dich, unterscheidet sich, unterschied sich, unterschiedet euch, sich unterschieden)
    • scheinen verb (scheine, scheinst, scheint, schien, schient, geschienen)
    • leuchten verb (leuchte, leuchtst, leuchtt, leuchtte, leuchttet, geleuchtet)
    • spiegeln verb (spiegele, spiegelst, spiegelt, spiegelte, spiegeltet, gespiegelt)
    • glänzen verb (glänze, glänzt, glänzte, glänztet, geglänzt)
    • glühen verb (glühe, glühst, glüht, glühte, glühtet, geglüht)

Conjugations for uitblinken boven:

o.t.t.
  1. blink uit boven
  2. blinkt uit boven
  3. blinkt uit boven
  4. blinken uit boven
  5. blinken uit boven
  6. blinken uit boven
o.v.t.
  1. blonk uit boven
  2. blonk uit boven
  3. blonk uit boven
  4. blonken uit boven
  5. blonken uit boven
  6. blonken uit boven
v.t.t.
  1. heb uitgeblonken boven
  2. hebt uitgeblonken boven
  3. heeft uitgeblonken boven
  4. hebben uitgeblonken boven
  5. hebben uitgeblonken boven
  6. hebben uitgeblonken boven
v.v.t.
  1. had uitgeblonken boven
  2. had uitgeblonken boven
  3. had uitgeblonken boven
  4. hadden uitgeblonken boven
  5. hadden uitgeblonken boven
  6. hadden uitgeblonken boven
o.t.t.t.
  1. zal uitblinken boven
  2. zult uitblinken boven
  3. zal uitblinken boven
  4. zullen uitblinken boven
  5. zullen uitblinken boven
  6. zullen uitblinken boven
o.v.t.t.
  1. zou uitblinken boven
  2. zou uitblinken boven
  3. zou uitblinken boven
  4. zouden uitblinken boven
  5. zouden uitblinken boven
  6. zouden uitblinken boven
en verder
  1. ben uitgeblonken boven
  2. bent uitgeblonken boven
  3. is uitgeblonken boven
  4. zijn uitgeblonken boven
  5. zijn uitgeblonken boven
  6. zijn uitgeblonken boven
diversen
  1. blink uit boven!
  2. blinkt uit boven!
  3. uitgeblonken boven
  4. uitblinkend boven
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitblinken boven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
glänzen excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken de schijn van iets hebben; flikkeren; fonkelen; geuren; glanzen; glimmen; glinsteren; iets uitstralen; licht geven; licht schijnen; pralen; pronken; schijnen; sprankelen; stralen; te kijk lopen met; twinkelen
glühen excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken eten opwarmen; fonkelen; glimmen; glinsteren; gloeien; iets uitstralen; licht geven; nasmeulen; opwarmen; schijnen; smeulen; stralen; verhitten; verwarmen; warm maken
hinausragen excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitrijzen; uitspringen; uitsteken; uittorenen
hinausragenüber excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken
leuchten excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken bijlichten; blaken; bliksemen; de schijn van iets hebben; flikkeren; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; iets uitstralen; licht geven; licht schijnen; licht schijnen op; licht uitzenden; lichten; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen; weerlichten
scheinen excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken belichten; blaken; de schijn van iets hebben; dunken; er uitzien; eruit zien; flikkeren; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; licht geven; licht laten vallen op; licht schijnen; licht uitzenden; lijken; ogen; schijnen; sprankelen; stralen; toeschijnen; twinkelen
sich hervortun excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken
sich unterscheiden excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken schelen; verschil maken; verschillen
sichauszeichnen excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken
spiegeln excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken fonkelen; glimmen; glinsteren; reflecteren; spiegelen; terugkaatsen; weerspiegelen
spielen excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken acteren; doen alsof; dramatiseren; een rol vertolken; fingeren; gokken; met geld spelen; optreden; performen; simuleren; spelen; toneelspelen; veinzen; voorwenden; zich aanstellen
strahlen excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken belichten; blaken; de schijn van iets hebben; fonkelen; glimmen; glinsteren; glunderen; iets uitstralen; licht laten vallen op; licht uitzenden; schijnen; stralen; straling uitzenden

Related Translations for uitblinken boven