Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. uitstrooien:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitstrooien from Dutch to German

uitstrooien:

uitstrooien verb (strooi uit, strooit uit, strooide uit, strooiden uit, uitgestrooid)

  1. uitstrooien (uitzaaien)
    austragen; ausstreuen; aussäen
    • austragen verb (trage aus, trägst aus, trägt aus, trug aus, trugt aus, ausgetragen)
    • ausstreuen verb (streue aus, streust aus, streut aus, streute aus, streutet aus, ausgestreut)
    • aussäen verb (säe aus, säst aus, sät aus, säte aus, sätet aus, ausgesät)

Conjugations for uitstrooien:

o.t.t.
  1. strooi uit
  2. strooit uit
  3. strooit uit
  4. strooien uit
  5. strooien uit
  6. strooien uit
o.v.t.
  1. strooide uit
  2. strooide uit
  3. strooide uit
  4. strooiden uit
  5. strooiden uit
  6. strooiden uit
v.t.t.
  1. heb uitgestrooid
  2. hebt uitgestrooid
  3. heeft uitgestrooid
  4. hebben uitgestrooid
  5. hebben uitgestrooid
  6. hebben uitgestrooid
v.v.t.
  1. had uitgestrooid
  2. had uitgestrooid
  3. had uitgestrooid
  4. hadden uitgestrooid
  5. hadden uitgestrooid
  6. hadden uitgestrooid
o.t.t.t.
  1. zal uitstrooien
  2. zult uitstrooien
  3. zal uitstrooien
  4. zullen uitstrooien
  5. zullen uitstrooien
  6. zullen uitstrooien
o.v.t.t.
  1. zou uitstrooien
  2. zou uitstrooien
  3. zou uitstrooien
  4. zouden uitstrooien
  5. zouden uitstrooien
  6. zouden uitstrooien
en verder
  1. ben uitgestrooid
  2. bent uitgestrooid
  3. is uitgestrooid
  4. zijn uitgestrooid
  5. zijn uitgestrooid
  6. zijn uitgestrooid
diversen
  1. strooi uit!
  2. strooit uit!
  3. uitgestrooid
  4. uitstrooiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitstrooien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausstreuen uitstrooien; uitzaaien bezaaien; een boodschap uitdragen; inzaaien; rondstrooien; uitdragen; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verkondigen; verspreiden; verstrooien; zaaien
aussäen uitstrooien; uitzaaien bezaaien; een boodschap uitdragen; inzaaien; rondstrooien; uitdragen; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verkondigen; verspreiden; verstrooien; zaaien
austragen uitstrooien; uitzaaien bestellen; doorgeven; doorspelen; doorvertellen; een boodschap uitdragen; geven; inschrijving opheffen; klikken; orderen; rondbrieven; rondvertellen; schenken; ten einde dragen; uitdragen; uitspelen; verhaal vertellen; verhalen; verklappen; verklikken; verkondigen; verlenen; verlinken; verraden; verstrekken; vertellen; voldragen

Wiktionary Translations for uitstrooien:


Cross Translation:
FromToVia
uitstrooien ausstreuen spread — to disperse, scatter
uitstrooien punktieren; ausschütten; streuen; verschütten; zerstreuen parsemersemer ou jeter çà et là ; répandre.