Dutch

Detailed Translations for wegmaken from Dutch to German

wegmaken:

wegmaken verb (maak weg, maakt weg, maakte weg, maakten weg, weggemaakt)

  1. wegmaken (zoekmaken; zoek maken)
    verlieren; verlegen; loswerden; verschleppen; wegschaffen; verlorengehen; abhandenkommen
    • verlieren verb (verliere, verlierst, verliert, verlor, verlort, verloren)
    • verlegen verb (verlege, verlegst, verlegt, verlegte, verlegtet, verlegt)
    • loswerden verb (werde los, wirst los, wird los, wurde loswerden, wurdet loswerden, losgeworden)
    • verschleppen verb (verschleppe, verschleppst, verschleppt, verschleppte, verschlepptet, verschleppt)
    • wegschaffen verb (schaffe weg, schaffst weg, schafft weg, schaffte weg, schafftet weg, weggeschafft)
    • verlorengehen verb (gehe verloren, gehst verloren, geht verloren, gang verloren, ganget verloren, verloren gegangen)

Conjugations for wegmaken:

o.t.t.
  1. maak weg
  2. maakt weg
  3. maakt weg
  4. maken weg
  5. maken weg
  6. maken weg
o.v.t.
  1. maakte weg
  2. maakte weg
  3. maakte weg
  4. maakten weg
  5. maakten weg
  6. maakten weg
v.t.t.
  1. heb weggemaakt
  2. hebt weggemaakt
  3. heeft weggemaakt
  4. hebben weggemaakt
  5. hebben weggemaakt
  6. hebben weggemaakt
v.v.t.
  1. had weggemaakt
  2. had weggemaakt
  3. had weggemaakt
  4. hadden weggemaakt
  5. hadden weggemaakt
  6. hadden weggemaakt
o.t.t.t.
  1. zal wegmaken
  2. zult wegmaken
  3. zal wegmaken
  4. zullen wegmaken
  5. zullen wegmaken
  6. zullen wegmaken
o.v.t.t.
  1. zou wegmaken
  2. zou wegmaken
  3. zou wegmaken
  4. zouden wegmaken
  5. zouden wegmaken
  6. zouden wegmaken
diversen
  1. maak weg!
  2. maakt weg!
  3. weggemaakt
  4. wegmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wegmaken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abhandenkommen wegmaken; zoek maken; zoekmaken kwijt raken; verliezen
loswerden wegmaken; zoek maken; zoekmaken
verlegen wegmaken; zoek maken; zoekmaken disloqueren; neerleggen; onderuit halen; opschorten; opschuiven; plaats maken; rekken; roeren; uitstellen; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vertragen; vervoeren; verzetten; voor zich uitschuiven
verlieren wegmaken; zoek maken; zoekmaken erbij inschieten; kwijt raken; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken; zoek raken
verlorengehen wegmaken; zoek maken; zoekmaken teloorgaan
verschleppen wegmaken; zoek maken; zoekmaken disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; verslepen; vervoeren; verzetten
wegschaffen wegmaken; zoek maken; zoekmaken aanrekenen; aanwrijven; afnemen; afvoeren; afzonderen; berispen; beschuldigen; blameren; demonteren; ecarteren; evacueren; gispen; laken; leegruimen; lichten; meedragen; nadragen; ontmantelen; ontruimen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; wegbrengen; wegdoen; wegdragen; weghalen; wegnemen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren; wegwerken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
verlegen bedeesd; beschroomd; bleu; geremd; ingehouden; kopschuw; schroomvallig; schuchter; schuw; timide; verlegen