Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. wegvluchten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for wegvluchten from Dutch to German

wegvluchten:

wegvluchten verb

  1. wegvluchten (vlieden; vluchten)
    flüchten; fliehen
    • flüchten verb (flüchte, flüchtest, flüchtet, flüchtete, flüchtetet, geflüchtet)
    • fliehen verb (fliehe, fliehst, flieht, floh, floht, geflohen)
  2. wegvluchten (vluchten; ontvluchten; ontsnappen; uitwijken; ontkomen)
    flüchten; entkommen; fliehen; entfliehen; ausbrechen; ausreißen; entwischen; entweichen
    • flüchten verb (flüchte, flüchtest, flüchtet, flüchtete, flüchtetet, geflüchtet)
    • entkommen verb (entkomme, entkommst, entkommt, entkam, entkamt, entkommen)
    • fliehen verb (fliehe, fliehst, flieht, floh, floht, geflohen)
    • entfliehen verb (entfliehe, entfliehst, entflieht, entfloh, entfloht, entflohen)
    • ausbrechen verb (breche aus, brichst aus, bricht aus, brach aus, bracht aus, ausgebrochen)
    • ausreißen verb (reiße aus, reißt aus, riß aus, risset aus, ausgerissen)
    • entwischen verb (entwische, entwischt, entwischte, entwischtet, entwischt)
    • entweichen verb (entweiche, entweichst, entweicht, entwich, entwicht, entwichen)

Translation Matrix for wegvluchten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausbrechen ontkomen; ontsnappen; ontvluchten; uitwijken; vluchten; wegvluchten er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; losbreken; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich met geweld losbreken; zich vrijmaken
ausreißen ontkomen; ontsnappen; ontvluchten; uitwijken; vluchten; wegvluchten 'm piepen; 'm smeren; de plaat poetsen; ergens uitscheuren; ervandoor gaan; hem smeren; lopend weggaan; losbreken; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; uitrukken; uitscheuren; uitwijken voor iets; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken
entfliehen ontkomen; ontsnappen; ontvluchten; uitwijken; vluchten; wegvluchten er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; heenkomen; losbreken; loskomen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken voor iets; vluchten; vrijkomen; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich bevrijden; zich met geweld losbreken; zich vrijmaken
entkommen ontkomen; ontsnappen; ontvluchten; uitwijken; vluchten; wegvluchten er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; lopend weggaan; losbreken; loskomen; ontslagen worden; ontsnappen; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken voor iets; vrijkomen; weglopen; zich bevrijden; zich met geweld losbreken
entweichen ontkomen; ontsnappen; ontvluchten; uitwijken; vluchten; wegvluchten de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; loskomen; ontduiken; ontlopen; ontslagen worden; ontsnappen; ontwijken; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken voor iets; vermijden; vrijkomen; zich bevrijden; zich uit de voeten maken
entwischen ontkomen; ontsnappen; ontvluchten; uitwijken; vluchten; wegvluchten de plaat poetsen; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; ervandoor gaan; hem smeren; loskomen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken voor iets; vluchten; vrijkomen; wegkomen; weglopen; wegrennen; zich bevrijden; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken
fliehen ontkomen; ontsnappen; ontvluchten; uitwijken; vlieden; vluchten; wegvluchten er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; lopend weggaan; losbreken; loskomen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uit de weg gaan; uitwijken; uitwijken voor iets; vluchten; vrijkomen; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; wijken; zich bevrijden; zich met geweld losbreken; zich vrijmaken
flüchten ontkomen; ontsnappen; ontvluchten; uitwijken; vlieden; vluchten; wegvluchten de plaat poetsen; ervandoor gaan; hem smeren; lopend weggaan; losbreken; loskomen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; uitwijken voor iets; vluchten; voortvluchtig zijn; vrijkomen; weghaasten; weghollen; wegijlen; wegkomen; weglopen; wegrennen; wegsnellen; wegspoeden; zich bevrijden; zich met geweld losbreken; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ausreißen uitgedrukt; uitgeknepen
entkommen ontsnapt; uitgebroken

Wiktionary Translations for wegvluchten:


Cross Translation:
FromToVia
wegvluchten fliehen; flüchten flee — to run away; to escape