Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. voorspannen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for voorspan from Dutch to English

voorspannen:

voorspannen [het ~] noun

  1. het voorspannen

voorspannen verb (span voor, spant voor, spande voor, spanden voor, voorgespannen)

  1. voorspannen

Conjugations for voorspannen:

o.t.t.
  1. span voor
  2. spant voor
  3. spant voor
  4. spannen voor
  5. spannen voor
  6. spannen voor
o.v.t.
  1. spande voor
  2. spande voor
  3. spande voor
  4. spanden voor
  5. spanden voor
  6. spanden voor
v.t.t.
  1. heb voorgespannen
  2. hebt voorgespannen
  3. heeft voorgespannen
  4. hebben voorgespannen
  5. hebben voorgespannen
  6. hebben voorgespannen
v.v.t.
  1. had voorgespannen
  2. had voorgespannen
  3. had voorgespannen
  4. hadden voorgespannen
  5. hadden voorgespannen
  6. hadden voorgespannen
o.t.t.t.
  1. zal voorspannen
  2. zult voorspannen
  3. zal voorspannen
  4. zullen voorspannen
  5. zullen voorspannen
  6. zullen voorspannen
o.v.t.t.
  1. zou voorspannen
  2. zou voorspannen
  3. zou voorspannen
  4. zouden voorspannen
  5. zouden voorspannen
  6. zouden voorspannen
diversen
  1. span voor!
  2. spant voor!
  3. voorgespannen
  4. voorspannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voorspannen:

NounRelated TranslationsOther Translations
putting to the cart voorspannen
VerbRelated TranslationsOther Translations
prestress voorspannen

Wiktionary Translations for voorspannen:


Cross Translation:
FromToVia
voorspannen harness; yoke up; span attelerattacher des bêtes de trait à une voiture, à une charrue, etc.


Wiktionary Translations for voorspan:

voorspan
noun
  1. wat geheel vooraan voor een wagen gespannen is, meestal de twee voorste paarden van een vierspan