Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. zij:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zij- from Dutch to English

zij:

zij

  1. zij (ze)

zij [de ~] noun

  1. de zij (zijde; kant)
    the side
  2. de zij (zijde)
    the silk
    – a fabric made from the fine threads produced by certain insect larvae 1

zij

  1. zij (ze)
    – derde persoon enkelvoud vrouwelijk, of meervoud, subject 2

Translation Matrix for zij:

NounRelated TranslationsOther Translations
side kant; zij; zijde elf; elftal; flank; rand; richel; zijde; zijde van een schip; zijkant
silk zij; zijde
PronounRelated TranslationsOther Translations
she ze; zij
- ze
OtherRelated TranslationsOther Translations
silk zijde
them ze; zij
they ze; zij men
ModifierRelated TranslationsOther Translations
them hen; hun

Synonyms for "zij":


Related Definitions for "zij":

  1. derde persoon enkelvoud vrouwelijk, of meervoud, subject2
    • gaan Jan en Josien ook mee? Zij wel, maar hij niet2

Wiktionary Translations for zij:

zij
pronoun
  1. 3e persoon enkelvoud vrouwelijk
  2. 3e persoon meervoud
noun
  1. één van beide kanten van een lichaam
  2. stof
zij
en-pron
  1. person
  2. third-person plural pronoun

Cross Translation:
FromToVia
zij she Sie(umgangssprachlich) ein Weibchen; ein weibliches Wesen
zij one; you man — die Leute (im Sinne von: die Öffentlichkeit)
zij side; aspect; flank côtérégion des côtes, depuis l’aisselle jusqu’à la hanche.
zij she elle — Pronom de la troisième personne du singulier féminin sujet
zij side; aspect; flank flancchacune des parties latérales du corps de l’homme ou des animaux, qui est depuis le défaut des côtes jusqu’aux hanches.
zij they ilspronom de la troisième personne du pluriel masculin sujet.
zij silk soie — Matière filamenteuse, fine et brillante (sens général)


Wiktionary Translations for zij-:


Cross Translation:
FromToVia
zij- auxiliary; ancillary; beneficial; helpful; subsidiary; support; helping; adventitious; adjunct; appurtenant auxiliaire — à classer

Related Translations for zij-