Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. zwelling:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for zwelling from Dutch to English

zwelling:

zwelling [de ~ (v)] noun

  1. de zwelling (bolling; steenpuist; bobbel; )
    the lump; the curving; the bruise; the rounding; the swelling; the swollen spot
  2. de zwelling (opgezwollen plek; opzetting)
    the swelling; the swollen spot
  3. de zwelling (bolling; bobbel; pukkel; )
    the lump; the swelling; the swollen spot

Translation Matrix for zwelling:

NounRelated TranslationsOther Translations
bruise bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; steenpuist; zwelling buil; bult; kneuswond; kneuzing; kwetsuur; letsel
curving bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; steenpuist; zwelling bolling; ronding; zwenkingen
lump bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; steenpuist; zwelling bobbel; brokje; buil; bult; kleine brok; klont; klonter; knobbel; kwetsuur; letsel
rounding bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; steenpuist; zwelling afronding; bolling; ronding
swelling bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; steenpuist; zwelling aangroei; aanwas; bobbel; buil; bult; knobbel; kwetsuur; letsel; uitdijen; uitdijing; wassen; zwellen
swollen spot bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; steenpuist; zwelling
VerbRelated TranslationsOther Translations
bruise bezeren; blesseren; deren; kneuzen; krenken; kwetsen; schaden; verwonden

Related Words for "zwelling":

  • zwellingen

Wiktionary Translations for zwelling:

zwelling
noun
  1. swelling in a tissue area
  2. swelling due to presence of fluid
  3. swollen organ