Dutch

Detailed Translations for basisbeginsel from Dutch to English

basisbeginsel:

basisbeginsel [het ~] noun

  1. het basisbeginsel (grondbeginsel; principe; uitgangspunt; )
    the principle; the initial concept; the fundamental idea; the basis; the basic thought; the basic rule; the rule of life

Translation Matrix for basisbeginsel:

NounRelated TranslationsOther Translations
basic rule basis; basisbeginsel; beginsel; fundament; grondbeginsel; grondbegrip; grondregel; grondslag; grondstelling; hoeksteen; principe; uitgangspunt constitutie; gestel; grondwet; hoofdregel; stelregel
basic thought basis; basisbeginsel; beginsel; fundament; grondbeginsel; grondbegrip; grondregel; grondslag; grondstelling; hoeksteen; principe; uitgangspunt kerngedachte
basis basis; basisbeginsel; beginsel; fundament; grondbeginsel; grondbegrip; grondregel; grondslag; grondstelling; hoeksteen; principe; uitgangspunt basis; basislijn; beginsel; draagvlak; fundament; fundering; grond; grondgedachte; grondlijn; grondslag; grondstelling; principe; uitgangspunt; uitgangsvorm; veronderstelling; vertrekpunt
fundamental idea basis; basisbeginsel; beginsel; fundament; grondbeginsel; grondbegrip; grondregel; grondslag; grondstelling; hoeksteen; principe; uitgangspunt basis; basisidee; beginsel; fundament; grond; grondgedachte; grondslag; grondstelling; principe; uitgangspunt; vertrekpunt
initial concept basis; basisbeginsel; beginsel; fundament; grondbeginsel; grondbegrip; grondregel; grondslag; grondstelling; hoeksteen; principe; uitgangspunt
principle basis; basisbeginsel; beginsel; fundament; grondbeginsel; grondbegrip; grondregel; grondslag; grondstelling; hoeksteen; principe; uitgangspunt basis; basislijn; beginsel; fundament; fundering; grondgedachte; grondlijn; grondslag; grondstelling; hoofdstelling; principe; stelregel; uitgangspunt; uitgangsvorm; veronderstelling; vertrekpunt
rule of life basis; basisbeginsel; beginsel; fundament; grondbeginsel; grondbegrip; grondregel; grondslag; grondstelling; hoeksteen; principe; uitgangspunt bewind; ideologie; leefregel; regeringsstelsel; regime; staatsbestel; stelregel