Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. dependance:


Dutch

Detailed Translations for dependance from Dutch to English

dependance:

dependance [de ~] noun

  1. de dependance (ander filiaal)
    the auxiliary branche; the annex
  2. de dependance (bijgebouw)
    the extension; the annex

Translation Matrix for dependance:

NounRelated TranslationsOther Translations
annex ander filiaal; bijgebouw; dependance aanbouw; aanvulling; additie; bijlage; meezending; toelichting; uitbouw
auxiliary branche ander filiaal; dependance
extension bijgebouw; dependance aanbouw; aanvoeging; aanvulling; aanzetsel; aanzetstuk; aanzetting; bestandsextensie; bijmenging; bijvoeging; bijvoegsel; doortrekking; expansie; extensie; groei; toename; toevoeging; uitbouw; uitbreiding; uitschuifblad; uittrekblad; uitzetting; vergroting
VerbRelated TranslationsOther Translations
annex annexeren; inlijven; overnemen; veroveren

Related Words for "dependance":

  • dependances