Summary


Dutch

Detailed Translations for gefundeerd from Dutch to English

gefundeerd:


Translation Matrix for gefundeerd:

NounRelated TranslationsOther Translations
sound geluid; intonatie; klank; klankgeluid; klankkleur; klanktint; rumoer; timbre; toon; zeestraat; zeeëngte
VerbRelated TranslationsOther Translations
sound beieren; bellen; doorklinken; echoën; galmen; iemand opbellen; klank voortbrengen; klinken; klokluiden; luiden; met sonde onderzoeken; opbellen; resoneren; schallen; sonderen; telefoontje plegen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
convincing aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend afdoend; beslissend; klemmend; overtuigend
exhaustive gefundeerd; onderbouwd accuraat; breedsprakig; breedvoerig; fundamenteel; gedetailleerd; in details; langdradig; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; omslachtig; omstandig; precies; secuur; uitgebreid; uitgewerkt; uitvoerig; wezenlijk; wijdlopig; zorgvuldig
legitimate aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend aannemelijk; billijk; gegrond; geldig; gerechtvaardigd; gewettigd; legaal; legitiem; op deugdelijke gronden steunend; rechtmatig; rechtsgeldig; rechtvaardig; valabel; valide; wetmatig; wettelijk; wettig
reasonable aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend aannemelijk; acceptabel; billijk; geloofwaardig; geschikt; hebbelijk; passende; plausibel; redelijk; schappelijk; waarschijnlijk
solid aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend betrouwbaar; degelijk; degelijke; deugdelijk; ferm; fiks; flink; gedegen; robuust; solide; sterk; stevig; stevig gebouwd; van goede hoedanigheid
sound aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend betrouwbaar; degelijk; degelijke; deugdelijk; doortimmerd; gedegen; kredietwaardig; solvabel; solvent; van goede hoedanigheid
thorough gefundeerd; onderbouwd absoluut; degelijk; diepgaand; diepgravend; fundamenteel; grondig; helemaal; ideaal; in het geheel; ingrijpend; niet oppervlakkig; perfect; totaal; volkomen; volleerd; volmaakt; wezenlijk; zorgvuldig
valid aannemelijk; degelijk; gefundeerd; gegrond; logisch; op goede gronden steunend; solide; steekhoudend aannemelijk; arbeidsgeschikt; geldend; geldig; geschikt; in staat te werken; valabel; valide
ModifierRelated TranslationsOther Translations
founded gefundeerd; gegrond gesticht; opgericht
underpinned gefundeerd; onderbouwd

gefundeerd form of funderen:

funderen verb (fundeer, fundeert, fundeerde, fundeerden, gefundeerd)

  1. funderen (baseren)
    to base
    • base verb (bases, based, basing)
  2. funderen (grondvesten; gronden)
    to lay the foundations
    • lay the foundations verb (lays the foundations, laid the foundations, laying the foundations)
  3. funderen (onderheien; onderbouwen)
    to ground; to found; to base; lay the foundations of

Conjugations for funderen:

o.t.t.
  1. fundeer
  2. fundeert
  3. fundeert
  4. funderen
  5. funderen
  6. funderen
o.v.t.
  1. fundeerde
  2. fundeerde
  3. fundeerde
  4. fundeerden
  5. fundeerden
  6. fundeerden
v.t.t.
  1. heb gefundeerd
  2. hebt gefundeerd
  3. heeft gefundeerd
  4. hebben gefundeerd
  5. hebben gefundeerd
  6. hebben gefundeerd
v.v.t.
  1. had gefundeerd
  2. had gefundeerd
  3. had gefundeerd
  4. hadden gefundeerd
  5. hadden gefundeerd
  6. hadden gefundeerd
o.t.t.t.
  1. zal funderen
  2. zult funderen
  3. zal funderen
  4. zullen funderen
  5. zullen funderen
  6. zullen funderen
o.v.t.t.
  1. zou funderen
  2. zou funderen
  3. zou funderen
  4. zouden funderen
  5. zouden funderen
  6. zouden funderen
en verder
  1. is gefundeerd
  2. zijn gefundeerd
diversen
  1. fundeer!
  2. fundeert!
  3. gefundeerd
  4. funderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for funderen:

NounRelated TranslationsOther Translations
base base; bouwfundament; fundament; fundering; grond; grondslag; grondtal; grondvlak; honk; huis; residentie; thuis; verblijf; vloer; woning; woonhuis
ground aarde; aardkorst; afweging; bodem; bodemoppervlak; bouwterrein; gebied; gemalen; grond; kavel; overdenking; overweging; perceel; terrein; vermalen; vloer
VerbRelated TranslationsOther Translations
base baseren; funderen; onderbouwen; onderheien begronden
found funderen; onderbouwen; onderheien instellen; invoeren; koloniseren; oprichten; settelen; stichten; vestigen
ground funderen; onderbouwen; onderheien aarden; gronden; hameren; instellen; invoeren; kloppen met een hamer; koloniseren; oprichten; settelen; stichten; vestigen
lay the foundations funderen; gronden; grondvesten instellen; invoeren; koloniseren; oprichten; settelen; stichten; vestigen
lay the foundations of funderen; onderbouwen; onderheien
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
base laagstaand; ploertig
found aangetroffen; gevonden; onbedekt

Wiktionary Translations for funderen:

funderen
verb
  1. een fundering aanbrengen
funderen
verb
  1. To support from below with props or masonry

Cross Translation:
FromToVia
funderen erect; establish; found; form fonderasseoir un bâtiment, un édifice sur des fondements.

Related Translations for gefundeerd