Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. harrewarren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for harrewarren from Dutch to English

harrewarren:

harrewarren verb

  1. harrewarren
    to badger; to nag
    • badger verb (badgers, badgered, badgering)
    • nag verb (nags, nagged, nagging)

Translation Matrix for harrewarren:

NounRelated TranslationsOther Translations
badger das
nag geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet
VerbRelated TranslationsOther Translations
badger harrewarren aanleiding geven tot; chicaneren; dwarszitten; foppen; in de maling nemen; intimideren; kleinzielig gedragen; op zijn hart hebben; ophitsen; provoceren; te pakken nemen; terroriseren; tiranniseren; uitdagen; uitlokken; voor de gek houden; vrees aanjagen; wegpesten
nag harrewarren aandringen; chicaneren; doordrammen; doordrukken; drammen; dwarszitten; etteren; griepen; jennen; klagen; kleinzielig gedragen; klieren; op zijn hart hebben; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zeiken; zeuren; zieken

Wiktionary Translations for harrewarren:

harrewarren
verb
  1. ruzie maken
harrewarren
verb
  1. to quarrel in a tiresome manner