Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. innemendheid:
  2. innemend:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for innemendheid from Dutch to English

innemendheid:


innemend:


Translation Matrix for innemend:

NounRelated TranslationsOther Translations
taking afzetten; amputatie; amputeren; arresteren; bemachtiging; grijpen; inneming; wegnemen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
affable charmant; genegenheid opwekkend; innemend; minzaam
amiable charmant; genegenheid opwekkend; innemend; minzaam aimabel; bekoorlijk; beminnelijk; charmant; lief
benign charmant; genegenheid opwekkend; innemend; minzaam
bland charmant; genegenheid opwekkend; innemend; minzaam bleek; flauw; flets; karakterloos; laf; poeslief; slap; smakeloos; stijlloos; verschoten; zonder karakter; zonder zout; zoutloos
friendly charmant; genegenheid opwekkend; innemend; minzaam aimabel; amicaal; bekoorlijk; bevriend; charmant; gemoedelijk; joviaal; kameraadschappelijk; vriendelijke; vriendschappelijk
taking charmant; genegenheid opwekkend; innemend; minzaam

Related Words for "innemend":


Wiktionary Translations for innemend:

innemend
adjective
  1. charming

Cross Translation:
FromToVia
innemend cute; winsome mignon — Qui, dans son apparence menue, offre de la grâce et de la gentillesse
innemend charming; delightful; lovely ravissant — (figuré) Qui transporter d’admiration.
innemend sympathetic; congenial; likable; nice; sensitive sympathique — Relatif à la sympathie.