Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. minder maken:


Dutch

Detailed Translations for minder maken from Dutch to English

minder maken:

minder maken verb (maak minder, maakt minder, maakte minder, maakten minder, minder gemaakt)

  1. minder maken (minimaliseren)
    to minimize; to reduce; to scale down; to crop; to trim; to shorten; to minimise
    • minimize verb, American (minimizes, minimized, minimizing)
    • reduce verb (reduces, reduced, reducing)
    • scale down verb (scales down, scaled down, scaling down)
    • crop verb (crops, cropped, cropping)
    • trim verb (trims, trimmed, trimming)
    • shorten verb (shortens, shortened, shortening)
    • minimise verb, British

Conjugations for minder maken:

o.t.t.
  1. maak minder
  2. maakt minder
  3. maakt minder
  4. maken minder
  5. maken minder
  6. maken minder
o.v.t.
  1. maakte minder
  2. maakte minder
  3. maakte minder
  4. maakten minder
  5. maakten minder
  6. maakten minder
v.t.t.
  1. heb minder gemaakt
  2. hebt minder gemaakt
  3. heeft minder gemaakt
  4. hebben minder gemaakt
  5. hebben minder gemaakt
  6. hebben minder gemaakt
v.v.t.
  1. had minder gemaakt
  2. had minder gemaakt
  3. had minder gemaakt
  4. hadden minder gemaakt
  5. hadden minder gemaakt
  6. hadden minder gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal minder maken
  2. zult minder maken
  3. zal minder maken
  4. zullen minder maken
  5. zullen minder maken
  6. zullen minder maken
o.v.t.t.
  1. zou minder maken
  2. zou minder maken
  3. zou minder maken
  4. zouden minder maken
  5. zouden minder maken
  6. zouden minder maken
diversen
  1. maak minder!
  2. maakt minder!
  3. minder gemaakt
  4. minder makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for minder maken:

NounRelated TranslationsOther Translations
crop gewas; oogst; opbrengst van gewas; paardenzweep; pluk; rijzweep; teelgewas; wijnoogst
trim boordsel; galon; omzoming; oplegsel; passement
VerbRelated TranslationsOther Translations
crop minder maken; minimaliseren bijsnijden; haar kort laten knippen; inkorten; korter maken; kortwieken; verkorten
minimise minder maken; minimaliseren
minimize minder maken; minimaliseren minimaliseren
reduce minder maken; minimaliseren afnemen; afprijzen; beknotten; beperken; disloqueren; door koken dikker maken; door koken verdikken; herleiden; inbinden; indikken; inkoken; inkrimpen; inperken; kleiner maken; krimpen; lager maken; minder worden; minderen; minimaliseren; reduceren; roeren; slinken; temperen; terugvoeren; verdikken; verkleinen; verkorten; verlagen; verleggen; verminderen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten
scale down minder maken; minimaliseren afnemen; beperken; inkrimpen; inperken; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verkorten; verlagen; verminderen
shorten minder maken; minimaliseren afkorten; bekorten; inkorten; kort maken; kort samenvatten; korte tijd blijven; korten; korter maken; recapituleren; samenvatten; verkorten; verkrappen
trim minder maken; minimaliseren afwerken; besnoeien; bijknippen; een beetje knippen; garneren; haar kort laten knippen; inkorten; knippen; kort knippen; kort maken; korten; korter maken; kortwieken; omboorden; opmaken; opschikken; opsieren; opsmukken; optuigen; scheren; schotels garneren; snoeien; tooien; trimmen; verfraaien; verkorten; verluchten; versieren; zich mooi maken

Related Translations for minder maken