Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. pasvorm:


Dutch

Detailed Translations for pasvorm from Dutch to English

pasvorm:

pasvorm [de ~ (m)] noun

  1. de pasvorm
    the fit
    • fit [the ~] noun

Translation Matrix for pasvorm:

NounRelated TranslationsOther Translations
fit pasvorm convulsie; driftbui; fit; kramp; samentrekking; stuip; stuiptrekking; woedeaanval
VerbRelated TranslationsOther Translations
fit aanbrengen; aankunnen; aanleggen; aanpassen; aanproberen; bijpassen; installeren; kloppen met; monteren en aansluiten; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; passen; plaatsen; proberen; stroken; stroken met
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
fit adequaat; arbeidsgeschikt; bekwaam; blakend; capabel; competent; fit; gepast; geschikt; getraind; gezond; in staat te werken; juist; passend; valide

Related Words for "pasvorm":

  • pasvormen