Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. ring:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ring from Dutch to English

ring:

ring [de ~ (m)] noun

  1. de ring (soort sieraad)
    the ring
    – jewelry consisting of a circlet of precious metal (often set with jewels) worn on the finger 1
    • ring [the ~] noun
      • she had rings on every finger1
  2. de ring (stadionring)
    the stadium-ring

Translation Matrix for ring:

NounRelated TranslationsOther Translations
ring ring; soort sieraad aaneenschakeling; belletje; cirkel; cirkelvorm; keten; ketting; kring; kringel; kringvormig; overgaan; piste; rondje; snoer; telefonisch bericht; telefoontje; wielerbaan
sort of jewellery ring; soort sieraad
stadium-ring ring; stadionring
VerbRelated TranslationsOther Translations
ring aanbellen; beieren; bellen; bonzen; door de telefoon praten; iemand opbellen; kringen vormen; luiden; opbellen; overgaan; telefoneren; telefoontje plegen

Related Words for "ring":

  • ringen

Related Definitions for "ring":

  1. sieraad om je vinger2
    • toen ze trouwden deden ze elkaar een ring om2
  2. voorwerp in de vorm van een cirkel2
    • om de ton zat een ijzeren ring2

Wiktionary Translations for ring:

ring
noun
  1. een cirkelvormig sieraad voor om de vinger.
  2. een cirkelvormig voorwerp
  3. plaats waar gestreden wordt
  4. ringweg
ring
noun
  1. any encircling device or structure
  2. iron plate on an axletree or other wood to keep it from wearing
  3. a freeway that encircles a city
  4. basketball: hoop from which a net is suspended
  5. round piece of (precious) metal worn around the finger
  6. place where some sports take place
  7. astronomy: a formation of various pieces of material orbiting around a planet
  8. highway

Cross Translation:
FromToVia
ring ring anneaucercle fait d’une matière dure et qui sert à attacher quelque chose.
ring ring bague — Anneau

Related Translations for ring