Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. schil:
  2. schillen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schil from Dutch to English

schil:

schil [de ~] noun

  1. de schil (bolster; schaal; dop)
    the shell; the husk; the hull
  2. de schil (peul; vel)
    the peel; the rind; the shell; the skin

Translation Matrix for schil:

NounRelated TranslationsOther Translations
hull bolster; dop; schaal; schil schaal; schelp
husk bolster; dop; schaal; schil schaal; schelp
peel peul; schil; vel
rind peul; schil; vel bast; korstje; schors
shell bolster; dop; peul; schaal; schil; vel behuizing; bom; casco; cascowoning; chassis; explosief; frame; geraamte; granaat; huls; omhulling; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; raamwerk; schaal; schelp; schulp; shell; skelet; verpakking
skin peul; schil; vel hachje; huid; vel; weergave
VerbRelated TranslationsOther Translations
peel afbladderen; doppen; jassen; pellen; schillen; vervellen
rind jassen; pellen; schillen
shell bombarderen; vanuit de lucht beschieten
skin afhalen; afschaven; afstropen; jassen; ontvellen; pellen; schillen; stropen; uitbenen; vervellen; villen; weergave toepassen

Related Words for "schil":


Wiktionary Translations for schil:

schil
noun
  1. skin of a fruit
  2. hard outer layer of fruit, cheese

Cross Translation:
FromToVia
schil bark; shell; hull écorce — Partie superficielle et protectrice des arbres et des végétaux

schil form of schillen:

schillen verb (schil, schilt, schilde, schilden, geschild)

  1. schillen (pellen; jassen)
    to peel; to skin; rind
    • peel verb (peels, peeled, peeling)
    • skin verb (skins, skinned, skinning)
    • rind verb

Conjugations for schillen:

o.t.t.
  1. schil
  2. schilt
  3. schilt
  4. schillen
  5. schillen
  6. schillen
o.v.t.
  1. schilde
  2. schilde
  3. schilde
  4. schilden
  5. schilden
  6. schilden
v.t.t.
  1. heb geschild
  2. hebt geschild
  3. heeft geschild
  4. hebben geschild
  5. hebben geschild
  6. hebben geschild
v.v.t.
  1. had geschild
  2. had geschild
  3. had geschild
  4. hadden geschild
  5. hadden geschild
  6. hadden geschild
o.t.t.t.
  1. zal schillen
  2. zult schillen
  3. zal schillen
  4. zullen schillen
  5. zullen schillen
  6. zullen schillen
o.v.t.t.
  1. zou schillen
  2. zou schillen
  3. zou schillen
  4. zouden schillen
  5. zouden schillen
  6. zouden schillen
en verder
  1. ben geschild
  2. bent geschild
  3. is geschild
  4. zijn geschild
  5. zijn geschild
  6. zijn geschild
diversen
  1. schil!
  2. schilt!
  3. geschild
  4. schillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schillen [de ~] noun, plural

  1. de schillen
    the skins

Translation Matrix for schillen:

NounRelated TranslationsOther Translations
peel peul; schil; vel
rind bast; korstje; peul; schil; schors; vel
skin hachje; huid; peul; schil; vel; weergave
skins schillen dierenhuiden; huiden; vellen
VerbRelated TranslationsOther Translations
peel jassen; pellen; schillen afbladderen; doppen; pellen; vervellen
rind jassen; pellen; schillen
skin jassen; pellen; schillen afhalen; afschaven; afstropen; ontvellen; stropen; uitbenen; vervellen; villen; weergave toepassen

Related Words for "schillen":


Wiktionary Translations for schillen:

schillen
verb
  1. To remove the outer covering or skin of something with a knife
  2. To reduce or trim something (as if) by cutting off
  3. to remove skin
noun
  1. act of removing the outer surface in strips

Cross Translation:
FromToVia
schillen differ unterscheiden — (reflexiv) sich (von etwas/ jemandem) unterscheiden: anders sein (als etwas/ jemand)
schillen steal; abstract; nick; purloin; peel; shell; skin; deprive; deprive … of; despoil; clear; starve; strip; bare; discover; uncover; detect; expose dépouiller — Traductions à trier suivant le sens
schillen peel peler — Enlever la peau