Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. toetredend:
  2. toetreden:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for toetredend from Dutch to English

toetredend:

toetredend adj

  1. toetredend

Translation Matrix for toetredend:

NounRelated TranslationsOther Translations
joining aanzetsel; aanzetstuk; aanzetting; verbinden
linking aaneenkoppeling; aaneensluiting; aansluiting; affaire; avontuurtje; connectie; contact; koppelen; koppeling; liaison; relatie; schakeling; slippertje; verbinden; verbinding; verhouding
sticking aanlijmen; geprik; gesteek; kleven; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
sticking toetredend
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
linking koppelen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
joining toetredend verbindend
linking toetredend

toetreden:

toetreden verb (treed toe, treedt toe, trad toe, traden toe, toegetreden)

  1. toetreden (aantreden)
    to enter; to step off; to line up; to fall in
    • enter verb (enters, entered, entering)
    • step off verb (steps off, stepped off, stepping off)
    • line up verb (lines up, lined up, lining up)
    • fall in verb (falls in, fell in, falling in)

Conjugations for toetreden:

o.t.t.
  1. treed toe
  2. treedt toe
  3. treedt toe
  4. treden toe
  5. treden toe
  6. treden toe
o.v.t.
  1. trad toe
  2. trad toe
  3. trad toe
  4. traden toe
  5. traden toe
  6. traden toe
v.t.t.
  1. heb toegetreden
  2. hebt toegetreden
  3. heeft toegetreden
  4. hebben toegetreden
  5. hebben toegetreden
  6. hebben toegetreden
v.v.t.
  1. had toegetreden
  2. had toegetreden
  3. had toegetreden
  4. hadden toegetreden
  5. hadden toegetreden
  6. hadden toegetreden
o.t.t.t.
  1. zal toetreden
  2. zult toetreden
  3. zal toetreden
  4. zullen toetreden
  5. zullen toetreden
  6. zullen toetreden
o.v.t.t.
  1. zou toetreden
  2. zou toetreden
  3. zou toetreden
  4. zouden toetreden
  5. zouden toetreden
  6. zouden toetreden
en verder
  1. ben toegetreden
  2. bent toegetreden
  3. is toegetreden
  4. zijn toegetreden
  5. zijn toegetreden
  6. zijn toegetreden
diversen
  1. treed toe!
  2. treedt toe!
  3. toegetreden
  4. toetredend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toetreden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
enter aantreden; toetreden aangaan; aanknopen; aanmelden; betreden; binnen gaan; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenmarcheren; binnenstappen; binnentreden; binnentrekken; ingaan; inklaren; inschrijven; insturen; intekenen; invallen; invoeren; inzenden; klaren; naar binnen vallen; opgeven; penetreren; subscriberen
fall in aantreden; toetreden erin vallen; invallen; naar binnen vallen
line up aantreden; toetreden richten; uitbalanceren; uitlijnen
step off aantreden; toetreden

Wiktionary Translations for toetreden:

toetreden
verb
  1. to become a member of
  2. to join a group

Cross Translation:
FromToVia
toetreden begin; commence; start; collide with; crash into; bring up; broach; land; address; accost; hitch on; hook on; attach; approach; deal with; tackle; berth aborder — intransitif|fr marine|fr arriver au bord, prendre terre.