Summary


Dutch

Detailed Translations for verspreid from Dutch to English

verspreid:

verspreid adj

  1. verspreid (verstrooid)

Translation Matrix for verspreid:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
scattered verspreid; verstrooid blindelings; in het wilde weg; lukraak

Related Words for "verspreid":

  • verspreide

Wiktionary Translations for verspreid:

verspreid
adjective
  1. having widely spaced intervals

verspreiden:

verspreiden verb (verspreid, verspreidt, verspreidde, verspreidden, verspreid)

  1. verspreiden (rondstrooien; verdeler; uitzaaien; )
    to spread; to disperse; to scatter; cast around; to sprinkle; to strew about; to sow; to toss about
    • spread verb (spreads, spread, spreading)
    • disperse verb (disperses, dispersed, dispersing)
    • scatter verb (scatters, scattered, scattering)
    • sprinkle verb (sprinkles, sprinkled, sprinkling)
    • strew about verb (strews about, strewed about, strewing about)
    • sow verb (sows, sowed, sowing)
    • toss about verb (tosses about, tossed about, tossing about)
  2. verspreiden (uitzwermen; zich verspreiden; uitwaaieren; waaieren)
    to disperse; to fan out; to swarm around; to hive off; to swarm about
    • disperse verb (disperses, dispersed, dispersing)
    • fan out verb (fans out, fanned out, fanning out)
    • swarm around verb (swarms around, swarmed around, swarming around)
    • hive off verb (hives off, hived off, hiving off)
    • swarm about verb (swarms about, swarmed about, swarming about)
  3. verspreiden (alom bekend maken; verbreiden)

Conjugations for verspreiden:

o.t.t.
  1. verspreid
  2. verspreidt
  3. verspreidt
  4. verspreiden
  5. verspreiden
  6. verspreiden
o.v.t.
  1. verspreidde
  2. verspreidde
  3. verspreidde
  4. verspreidden
  5. verspreidden
  6. verspreidden
v.t.t.
  1. heb verspreid
  2. hebt verspreid
  3. heeft verspreid
  4. hebben verspreid
  5. hebben verspreid
  6. hebben verspreid
v.v.t.
  1. had verspreid
  2. had verspreid
  3. had verspreid
  4. hadden verspreid
  5. hadden verspreid
  6. hadden verspreid
o.t.t.t.
  1. zal verspreiden
  2. zult verspreiden
  3. zal verspreiden
  4. zullen verspreiden
  5. zullen verspreiden
  6. zullen verspreiden
o.v.t.t.
  1. zou verspreiden
  2. zou verspreiden
  3. zou verspreiden
  4. zouden verspreiden
  5. zouden verspreiden
  6. zouden verspreiden
diversen
  1. verspreid!
  2. verspreidt!
  3. verspreid
  4. verspreidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verspreiden:

NounRelated TranslationsOther Translations
sow zeug; zeugen
spread banket; beleg; broodbeleg; feestdiner; feestmaal; smulpartij; spreiding
VerbRelated TranslationsOther Translations
cast around rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
disperse rondstrooien; uitwaaieren; uitzaaien; uitzenden; uitzwermen; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien; waaieren; zich verspreiden uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteendrijven; uiteenstuiven; uiteenvliegen; verdrijven; verjagen; wegdrijven; wegjagen
fan out uitwaaieren; uitzwermen; verspreiden; waaieren; zich verspreiden uitwaaieren
hive off uitwaaieren; uitzwermen; verspreiden; waaieren; zich verspreiden
make generally known alom bekend maken; verbreiden; verspreiden
scatter rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteendrijven; uiteenstuiven; uiteenvliegen
sow rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien bezaaien; inzaaien; uitstrooien; uitzaaien; zaaien
spread rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien een boodschap uitdragen; klaar leggen; spreiden; uitdragen; uitspreiden; uitwrijven; verkondigen; verwijden; voortwoekeren; wijder maken; zich verder verspreiden
sprinkle rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien begieten; besprenkelen; besproeien; gieten; schenken; sprenkelen; uitstorten; water geven
strew about rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
swarm about uitwaaieren; uitzwermen; verspreiden; waaieren; zich verspreiden
swarm around uitwaaieren; uitzwermen; verspreiden; waaieren; zich verspreiden
toss about rondstrooien; uitzaaien; uitzenden; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
spread gespreid

Wiktionary Translations for verspreiden:

verspreiden
verb
  1. to scatter or spread
  2. to cause to separate
  3. to distribute loosely
  4. to stretch out, expand
  5. to disperse, scatter
  6. (transitive) to disseminate, make known or present
  7. (intransitive) to take up a larger area, expand

Cross Translation:
FromToVia
verspreiden dissipate; waste; squander; disperse; chase away dissiperdétruire en disperser.
verspreiden propagate; promote; spread; push propagermultiplier par voie de génération, de reproduction.